Volgend jaar verschijnt er 50 jaar na het overlijden van Willem van Tijen (1894-1974) een monografie over deze architect in de BONAS-reeks.
Als sociale bouwer en ‘uitvinder’ van de galerijflat heeft Van Tijen een zeer grote invloed gehad op hoe wij in Nederland wonen. Met name op de woningbouw van Rotterdam – zowel die van voor als na de Tweede Wereldoorlog – heeft hij zijn stempel gedrukt. Zijn vroege leven leest als een avonturenboek. Opgegroeid in een welgestelde familie met tal van markante figuren, reisde hij tijdens de Eerste Wereldoorlog via Rusland – waar hij in Sint-Petersburg de revolutie meemaakte ‒ naar Nederlands-Indië. Hij werkte daar als waterbouwkundige in de regio Bandoeng (Bandung) en vertrok later naar Californië om zich met mijnbouw bezig te houden. Nadat hij door polio was getroffen besloot hij permanent naar Nederland terug te keren. Hier begon hij aan een reeks theoretische werken over woningbouwvraagstukken, waarmee bij in de architectuurwereld al snel waardering verdiende en diep betrokken raakte bij de grote bewegingen van de jaren dertig. Vanaf 1930 was hij lid van het Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM) en daarnaast publiceerde hij in het architectuurtijdschrift De 8 en Opbouw. In de jaren dertig zette hij zijn theorieën om in ontwerpen voor concrete gebouwen ‒ zoals de Bergpolderflat (1933) ‒ die al snel werden beschouwd als voor de tijd revolutionaire architectonische projecten. Zijn in Nederlands-Indië opgedane ervaringen vertaalde hij in betaalbare sociale woningbouw. Hij pakte samen met ontwikkelaars en gesteund door een omvangrijk netwerk het naoorlogse probleem van het woningkort aan. Zijn ontwerpen voor standaardwoningen en -scholen werden in heel Nederland gebouwd.
Willem van Tijen is tegenwoordig nauwelijks nog bekend. In 1987 verscheen de laatste monografie over hem en zijn werk. Deze BONAS-uitgave verschaft nieuwe informatie over zijn persoon en werk: informatie die is (terug)gevonden, aangevuld met herinneringen van zijn kinderen Willemien en Reinder. Het brengt de architect en zijn grote betekenis voor de Nederlandse woningbouw opnieuw onder de zeer verdiende aandacht.