BONAS Boeken

De Stichting BONAS bestaat sinds 1993 en heeft sindsdien in de BONAS-boekenreeks vele tientallen boeken gepubliceerd. De boeken worden uitgegeven door Uitgeverij Verloren in Hilversum. Hieronder kunt u de boeken bestellen. Tot 2016 gaf BONAS de boeken zelf uit. Deze kunt u bestellen op de pagina ‘Oude BONAS-boeken’. Klik hier voor de lijst ‘Oude BONAS-boeken’.

Mart J.M. Franken: 1891-1953 J.M. (Jan) van Hardeveld Over (zakelijk) expressionisme, modernistische betonwoningen en traditionalisme

J.M. (Jan) van Hardeveld (1891-1953), architect te Amsterdam, heeft in zijn omvangrijke oeuvre alle toen gangbare stijlen toegepast. Gedurende zijn hele carrière heeft hij de flexibiliteit gevoeld om te ontwerpen op een wijze, die hem en zijn opdrachtgevers uit de verschillende gremia passend achtten. Die veelzijdigheid is ook terug te vinden in zijn vele functies en publicaties, waarin hij die pluriformiteit in bouwen bepleitte. Die houding leidde er wel toe dat hij, bekeerling tot het katholicisme op latere leeftijd, in felle debatten verwikkeld raakte met die katholieke architecten, die onder aanvoering van prof. M.J. Granpré Molière in de jaren dertig van de vorige eeuw uitdroegen dat er door hen slechts in één stijl mocht worden gebouwd: het traditionalisme.

Van Hardevelds leven en werk zijn tot nog toe onderbelicht gebleven. Waarschijnlijk komt dat deels omdat hij niet een vernieuwende eigen stijl heeft ontwikkeld, deels omdat hij nauwelijks tot geen archief heeft nagelaten. Deze monografie laat zien dat die onderbelichting niet terecht is. Deze bonas-uitgave zet zijn leven en werk vol in de schijnwerpers

Mr. Mart J.M. Franken MA (Bergen op Zoom, 1950) was na zijn rechtenstudie van 1973 tot 2016 advocaat in Breda. Vanaf 2013 studeerde hij Kunst- en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit te Heerlen. Zijn bachelor behaalde hij eind 2018 en zijn master begin 2021. Zijn masterscriptie ging over de positie van de Amsterdamse architect Jan van Hardeveld (1891-1953) in de (katholieke) bouwkunst, meer in het bijzonder over zijn bijdrage aan het debat over de katholieke architectuur in het interbellum. Voor deze BONAS-uitgave zette hij zijn onderzoek over deze architect voort, met name ten aanzien van het door deze geproduceerde oeuvre.

266 pp., rijk geïllustreerd in kleur en zw/w, 27 euro

Marianne van Lidth de Jeude: 1916-1994 Ir. Hein Otto Eenvoud en elegantie

Hein Otto was in 1941 de eerste academisch afgestudeerde landschapsarchitect van Nederland. Hij doceerde aan de hogescholen van Wageningen en Delft en had een actief verenigingsleven, zowel professioneel als in de muziek en de beeldende kunst. Otto was ook de eerste landschapsarchitect in dienst bij de Nederlandse Spoorwegen. Daarnaast had hijeen éénmansbureau. Hij hoorde tot de kleine groep modernistische tuin- en landschapsarchitecten die een belangrijk aandeel hadden in de wederopbouw door ontwerpen voor landschapsherstel, nieuwbouwwijken, infrastructuur, recreatie- en sportparken. Otto’s oeuvre kent een grote reikwijdte, zowel geografisch als qua schaal. Zijn ontwerpen variëren van tuin tot campus en van stationsgebied tot beplanting van polderwegen en spoortrajecten. Vooral Otto’s ontwerpen voor de NS tonen zijn ontwerpuitgangspunten: eenvoud en soberheid.

Zijn werk voor gemeenten door het hele land wordt gekenmerkt door eenvoudige geometrische lijnen, vermengd met een meer losse landschappelijke vormgeving. Met zijn gemeentelijk advieswerk en als vaste ontwerper bij de Nederlandse Spoorwegen heeft hij tussen 1950 en 1990 een belangrijk aandeel gehad in de inrichting van het Nederlandse landschap.

Marianne van Lidth de Jeude (1944) is Wagenings landschapsarchitect. Zij werkte op verschillende bureaus voor stedenbouw en landschapsarchitectuur en was meer dan 20 jaar docent landschapsbouw aan de Hogeschool Van Hall Larenstein te Velp.

160 pp., rijk geïllustreerd in kleur en zw/w, 22 euro

Michiel Kruidenier: 1858-1918 Gerrit van Arkel Van neostijl tot nieuwe kunst

G.A. (Gerrit) van Arkel (Loenen aan de Vecht 1858-Amsterdam 1918) begon zijn carrière in 1876 op het bureau van G.B. Salm, maar al op 23-jarige leeftijd startte hij met een compagnon een eigen architectenfirma. Van Arkel is de architect van een groot aantal beeldbepalende panden in Amsterdam: woon-en winkelpanden en kantoor-, bank-, bedrijfs- en fabrieksgebouwen. Buiten de hoofdstad realiseerde hij enkele villa’s. Van Arkel werkte aanvankelijk in een drukke, rijk gedecoreerde eclectische stijl.

 

Omstreeks 1894 ging hij over op de typisch Nederlandse variant van de art nouveau, die ook wel Nieuwe Kunst wordt genoemd. Een van zijn bekendste werken is de Diamantwerkersbeurs aan het Weesperplein in Amsterdam, uit 1910.

Michiel Kruidenier (1971) studeerde architectuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, met als specialisatie volkshuisvesting. Sinds 1995 heeft hij zijn eigen onderzoeks- en adviesbureau. Daarnaast is hij actief als redacteur en tekstschrijver. Hij publiceerde diverse boeken op het gebied van twintigste-eeuwse architectuur.

144 pp., rijk geïllustreerd, 20 euro

Han Timmer: 1895-1942 De Roos & Overeijnder Een Rotterdams architectenbureau: bouwen voor havenbaronnen en arbeiders

Het Rotterdamse architectenbureau van Herman de Roos (1875-1942) en Willem Overeijnder (1875-1941) gold in de eerste helft van de twintigste eeuw als een van de bekendste en grootste van de stad. Na de oprichting van het bureau in 1895 timmerden ze aan de weg met herenhuizen in de modieuze neorenaissancestijl en gezondheidskolonies. Twee grote woningbouwprojecten in Arnhem – tuindorp De Mussenberg en de Van Verschuerwijk – betekenden in 1911 landelijk een doorbraak. Die resulteerde in opdrachten voor het Rotterdamse Tuindorp Vreewijk en voor tuindorpen in onder andere Wageningen, Veendam en Assen. Voor de Rotterdamse havensector ontwierp het bureau zowel rijkgedecoreerde kantoorgebouwen als utilitaire fabriekshallen. Het monumentale kantoorgebouw Petrolea in Den Haag werd uitgevoerd in expressieve baksteenarchitectuur met een art-deco-interieur. Daarnaast bouwde het bureau in Rotterdam enkele scholen, het Sportfondsenbad en het iconische ‘Kasteel’, het stadion van voetbalclub Sparta.

Als bekende Rotterdamse architecten werden ze uitgenodigd voor de prestigieuze prijsvragen voor het stadhuis, de beurs en de Bijenkorf. Herman de Roos en Willem Overeijnder bouwden een aantal nog steeds gezichtsbepalende gebouwen, terwijl hun landelijke betekenis ligt in hun bijdrage aan de volkswoningbouw. Dit boek geeft voor het eerst een uitgebreid overzicht van hun oeuvre en een beknopte schets van hun leven.

Han Timmer studeerde in 1988 af aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij deed architectuurhistorisch onderzoek aan het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence. Zijn onderzoek richt zich met name op de negentiende en twintigste eeuw. Hij schreef artikelen over verscheidene architecten en publiceerde eerder een monografie over Henri Evers in de BONAS-reeks.

252 pagina’s, rijk geïllustreerd, 27 euro

Martine van der Wielen-de Goede: 1767-1858 Gerrit van der Wielen Stadsarchitect van Leeuwarden

Gerrit van der Wielen (1767-1858) trok in 1787 naar de stad Leeuwarden om zich te ontwikkelen van metselaarsknecht tot allround timmerbaas. Zijn sociale netwerk groeide binnen verenigingen en genootschappen en door functies in dienst van het stadsbestuur. Zijn particuliere bouwbedrijf werd het grootste van de stad. Hij voorzag veel huizen van een statige neoclassicistische voorgevel met sobere decoratie in empire stijl. In de voormalige schuilkerk achter zijn woonhuis stichtte hij een drukbezocht zalencentrum, waarin hij zijn bezoekers een staaltje van zijn kunnen toonde op gebied van interieurafwerking. Als stadsarchitect leverde hij tussen 1813 en 1843 een belangrijke bijdrage aan de gedaantewisseling van vesting tot open stad. Hij ontwierp scholen en grote gebouwen op de voormalige wallen zoals de Prins Frederikkazerne en de Infirmerie.

In een doorgaans onderbelichte periode van de Nederlandse architectuurgeschiedenis drukte Gerrit van der Wielen in Leeuwarden zijn stempel op de stad.

Martine van der Wielen-de Goede volgde na 25 jaar werkzaam te zijn geweest als apotheker de opleiding geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Ze publiceerde twee boeken, een bewerking van haar doctoraalscriptie De nieuwe trekweg langs de Vliet, en OUDEGEEST. Allen van één stamvader (Utrecht 1761-heden). Ook verschenen van haar artikelen over Leidse geschiedenis en over koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog. Het eerste exemplaar werd op 30 juni 2021 aangeboden aan de Leeuwarder burgemeester Van Haersma Buma.

264 pp., rijk geïllustreerd, 29 euro

Cor Passchier: 1891-1971 Bruno Nobile de Vistarini 1892-1945 Wijnand Lemei Ontwerpen en bouwen in de koloniale nadagen, Java-Indonesië

Bruno Nobile de Vistarini (1891-1971) en Wijnand Lemei (1892-1945) werkten in Nederlands-Indië, aanvankelijk allebei voor de Landsgebouwendienst. Bruno Nobile de Vistarini, geboren in Leitersberg (het huidige Kosaki in Slovenië), studeerde aan de TU van Graz. In Surabaya ontwierp hij de fraaie Christelijke Muloschool (1928). In mei 1940 werd hij geïnterneerd. Na de oorlog leidde hij de wederopbouw van Knittelfeld in Oostenrijk. Wijnand Lemei studeerde aan de TH in Delft. Bijna onmiddellijk na zijn aankomst in Nederlands-Indië realiseerde hij het Centrale Burgerlijke Ziekenhuis in Semarang. In 1941 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Technische Hogeschool van Bandung. In 1945 stierf hij aan uitputting in het 'jappenkamp' Ambawara.

De levens van Bruno Nobile de Vistarini en Wijnand Lemei hebben elkaar gekruist. Zo ontwierpen zij samen de beroemde Djelok waterkrachtcentrale te Salatiga. In dit BONAS-deel wordt voor het eerst aandacht besteed aan het werk van deze architecten.

Cor Passchier behaalde in 1976 zijn diploma als architect aan de Academie van Bouwkunst in Tilburg. Hij was werkzaam binnen verschillende architectenbureaus en stedenbouwkundige combinaties. Sinds het begin van de jaren tachtig is Passchier als architect-onderzoeker betrokken bij erfgoedprojecten in Indonesië.

141 pp., rijk geïllustreerd, 20 euro

André van Deursen: 1820-1908 Carl (Karel) Weber Van stukadoorsgotiek tot koepelkerk

Carl (Karel) E.M.H.A.F. Weber (Keulen 1820-Roermond 1908) vestigde zich rond 1855 in Roermond. Al eerder, in 1852, bouwde hij in Amstenrade de eerste volwaardige neogotische kerk op Nederlandse bodem. Vanaf dat moment kreeg hij vele opdrachten, vooral binnen de bisdommen Roermond en ’s-Hertogenbosch. Weber ontwierp niet alleen nieuwe kerken, maar ook restaureerde en verbouwde hij bestaande kerkgebouwen, zoals de uit de veertiende eeuw daterende kerk van H. Johannes Onthoofding in Loon op Zand. Opmerkelijk is een groep koepelkerken van zijn hand, waarvan die in Lierop de kleinste, maar zeker ook de fraaiste is. Weber paste in het interieur van zijn kerken baksteen in meerdere kleuren toe. Daarnaast maakte hij vaak de ontwerpen voor de belangrijkste interieuronderdelen, zoals preekstoel, communiebank en altaartafel.

Enkele fraaie pastorieën zijn ook van zijn hand. Een enkele keer ontwierp hij ook wereldlijke gebouwen, zoals het stadhuis van Sittard. Tevens kwamen er ook een bijzonder fraaie grafkapel en baarhuis uit zijn tekenpotlood.

André van Deursen studeerde aan zowel de Technische Universiteit in Delft (2018) als de Universiteit Leiden (2017) en specialiseerde zich als architect in de renovatie, transformatie en herbestemming van bestaande gebouwen en gebieden. Naast zijn werk bekleedde hij meerdere bestuursfuncties, onder andere bij de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB). Hij was ambassadeur van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut (NIKI) in Florence, voor de TU Delft. André van Deursen is bestuurslid van de Stichting BONAS.

132 pagina’s, rijk geïllustreerd, 15 euro

Bart Verbrugge: 1858-1930 Johannes Mutters jr. Bedreven in vele bouwstijlen 

Architect Johannes Mutters jr. (1858-1930) was een belangrijke protagonist van de Haagse art nouveau architectuur, maar was als 'modebewust' ontwerper ook thuis in tal van andere stijlen. Na zijn opleiding in Den Haag en Antwerpen startte Mutters een eigen bureau, dat vele opdrachten kreeg voor winkelwoonhuizen, kantoren, hotels en sociëteiten, villa's en landhuizen. Mutters uitbundige paviljoens trokken de aandacht op wereldtentoonstellingen. Ook op stedenbouwkundig gebied was hij actief. Hij ontwierp onder andere de uitbreidingsplannen voor Wassenaar en Rijswijk. Vanaf eind jaren negentig maakte Mutters furore met opvallende gevels en interieurs, die overdekt zijn met kleurrijke art nouveau motieven, fraai gecombineerd met exotische details.

Zoals in dit boek naar voren komt, had Mutters als architect echter nog een andere kant. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de mogelijkheden die nieuwe bouwmaterialen boden. Zo paste hij als eerste Nederlandse architect gewapend beton toe in zijn gebouwen.

Bart Verbrugge studeerde in 1984 af aan TU Delft, faculteit Bouwkunde. Hij is sinds dat jaar werkzaam in de uitgeverij-sector, als laatste als publishing director bij Van Haren Publishing. Hij heeft diverse boeken en artikelen gepubliceerd op het gebied van architectuur en toegepaste kunst.

264 pp, rijk geïllustreerd, 29 euro

Marianne van Lidth de Jeude & Johanna Karsssen-Schüürmann:
1892-1980 John Bergmans Tuinarchitect en plantenkenner

John Bergmans (1892-1980) ontwikkelde zichzelf tot plantendeskundige en werkte als kweker, als auteur over tuinplanten en als tuin- en parkontwerper. In Noord-Brabant en Limburg ontwierp hij voor de industriële en burgerlijke elite, bedrijven en gemeenten tuinen, parken en plantsoenen. Hij richtte villatuinen in, voorzag wijken van groen en ontwierp botanische tuinen, recreatieparken en begraafplaatsen. Tegelijk begreep hij dat de groeiende belangstelling voor tuinen en tuinkunst om kennis en hulp vroeg.

In talloze publicaties verschafte hij tuinliefhebbers en vakgenoten van informatie over 'het verkwikkelijke tuinvak'. Als kweker hield hij zich bezig met nieuwe plantenvariëteiten, als auteur zorgde hij o.a. met zijn standaardwerk Vaste planten en rotsheesters voor eenheid in de naamgeving van tuinplanten, waarmee hij de verwarring in de kwekerswereld hielp verkleinen. Zijn grote lief-de voor planten komt ook tot uiting in zijn ontwer-pen, die in dit boek voor het eerst worden samengebracht. Als tuinontwerper hield hij vast aan de architectonische en landschappelijke tuinstijlen - zijn oeuvre overspant het interbellum en de wederopbouw.

372 pagina’s, rijk geïllustreerd, 39 euro

David Keuning: 1931 Tjeerd Dijkstra Architect, rijksbouwmeester, hoogleraar

Tjeerd Dijkstra (1931) speelde een belangrijke rol in de Nederlandse architectuur en cultuur tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw en het begin van deze eeuw. Zijn architectonische productie is zelfbewust en doordacht. Zijn invloed reikt echter veel verder. Hij schreef over architectonische kwaliteit en het beoordelen daarvan. Als hoogleraar aan de TU Delft voerde hij belangrijke onderwijsvernieuwingen door. Hij was lange tijd Rijksbouwmeester, maar ook als supervisor betrokken bij een aantal belangrijke projecten op het gebied van architectuur en stedenbouw, onder andere bij de nieuwbouw voor de Leidse Universiteit en de ontwikkeling van de Amsterdamse IJ-oevers.

Als bestuurder van de Groene Amsterdammer wist hij dit vrijzinnige opinieweekblad door roerige tijden heen te leiden.

David Keuning studeerde bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft en journalistiek aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij promoveerde in 2017 op onderzoek naar collaboratie en berechting van Nederlandse architecten tussen 1940 en 1950.

303 pp., rijk geïllustreerd, 29 euro

Joko Triwinarto Santoso: 1881– 1935 Cosman Citroen Architect in ‘booming’ Soerabaja

Veel Nederlandse architecten trokken in het begin van de twintigste eeuw naar het zich snel ontwikkelende Nederlands-Indië. Het was de 'gouden periode' van de Nederlandse architectuur in de tropen. Cosman Citroen (1881-1935) bepaalde in belangrijke mate het gezicht van Soerabaja, het belangrijkste handelscentrum van Indonesië. Zijn gemeentehuis bindt traditie aan moderniteit en is met galerijen en een dubbel dak perfect ingesteld op een tropisch klimaat. Citroens laatste ontwerp, het kantoorgebouw voor Borsumij, is een toonbeeld van moderniteit: rechthoekig

met een plat dak, uitgevoerd in betonskelet met brede vensterstroken. Citroen had door zijn opleiding gedeeltelijk een kunstnijverheidsachtergrond, zoals goed te zien is in het luxueuze interieur van de villa Tan Tjwan Bie, waar hij ook de teakhouten plafonds en lambriseringen vormgaf, evenals de hanglampen, het glas in lood en de vloer met bijzondere geometrische patronen.

Joko Santoso is verbonden aan de Universiteit van Brawijaya in Indonesië.

107 pp., rijk geïllustreerd, 15 euro

Andrea Prins: 1924-2010 Onno Greiner Een zoektocht naar helderheid en geborgenheid

Onno Greiner (1924-2010) werd bekend als ont-werper van theaters en culturele centra. Als archi-tect was hij gefascineerd door de 'immateriële func-tie' van architectuur, de emotionele, psychologische werking van ruimte op mensen. Zijn ei-vormige thea-terruimten - Greiners uitvinding - zijn gericht op communicatie en interactie. Zijn overige werk laat een ander belangrijk aspect zien: ruimte voor indivi-duele privacy. Duidelijke routes door goed gepro-portioneerde en lichte ruimten grenzen aan intieme plekken.

Greiners ontwierp complexe bouwwerken. Met centrale ruimten, zichtlijnen en strategisch gepositioneerd daglicht loodste hij de gebruikers als vanzelfsprekend door zijn gebouwen. Greiner wilde gebruikers zekerheid bieden en voorkomen dat ze zich in een onduidelijke omgeving niet op hun plek zouden voelen.

Andrea Prins werkte na haar studie in Berlijn en Delft 20 jaar als architect. Thema's van haar publicaties zijn de openbare ruimte, duurzaamheid, de toekomst van het vakgebied en de recente architectuurgeschiedenis. Zie ook haar website.

256 pagina’s, rijk geïllustreerd, 29 euro