Essay:
|
H.W. Valk 1886-1973<br><br>Inleiding<br><br>Tot op h ... meer
H.W. Valk 1886-1973<br><br>Inleiding<br><br>Tot op heden is er nauwelijks over de architect Hendrik Willem Valk gepubliceerd. In de vakliteratuur van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw is sporadisch een redactioneel artikel te vinden, waarin het werk van Hendrik Willem Valk wordt besproken. Het betreft dan meestal een vermelding over een kerkgebouw, dat gereed was gekomen. Het is begrijpelijk dat Valk in die periode hoofdzakelijk bekend was als architect van kerken. Hij maakte tijdens zijn leven ontwerpen voor het bouwen, verbouwen of restaureren van een veertigtal kerken.<br>Hendrik Willem Valk was echter een veelzijdige architect, of eerder een kunstenaar/architect, die op meerdere terreinen van de architectuur zijn sporen heeft achter gelaten. Valk was vanaf de jaren onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog tot aan het einde van de jaren twintig intensief betrokken bij de volkswoningbouw. Vanaf 1925 verlegde hij geleidelijk zijn aandacht naar de bouw van kerken. In dezelfde periode zien we dat zijn ontwerpen werden be?nvloed door zijn groeiende affiniteit met het ambachtelijke in de bouwkunst. Zijn ontwerpen werden 'Gesammtkunstwerken', waarbij hij aan het ambacht een belangrijke plaats toekende. Siersmeden, meubelmakers, schrijnwerkers, stukadoors en decoratieschilders werden betrokken bij zijn ontwerpen en de uitvoering daarvan. Ook in het materiaalgebruik vond er een verschuiving plaats. Aanvankelijk expressionistisch van concept kregen zijn ontwerpen een bijna symbolisch karakter met historiserende verwijzingen. Zijn kerken, kapelletjes en villa's uit de jaren dertig, waaronder ook zijn eigen woonhuis, dragen de kenmerken van een levensbeschouwing, waarbij de toegepaste materialen en de gebruikte vormentaal werken als metafoor voor traditie, een hang naar landelijke eenvoud en ambachtelijk werk.<br>Men kan zich afvragen wat de aanleiding is geweest voor de opmerkelijke cesuur in zijn architectonische opvattingen over vorm en materiaal, van moderne betonsteen in de volkswoningbouw, naar de bouw van kerken, landhuizen en villa?s, historiserend van karakter in grote kloostermoppen. Volgde Valk daarbij een commerci?le trend of kwam de ontwikkeling voort uit een oprechte overtuiging, of de zorg over een bouwcultuur die verloren dreigde te gaan? Het antwoord op deze vraag moet gezocht worden in zijn groeiende afkeer van het, zoals Valk het zelf noemde: 'vormloos modern functionalisme'. De ontwikkeling in de bouw waarbij nieuwe technieken en materialen confronterend werden toegepast leidde naar het oordeel van Vlak tot het scheppen van levensvreemde objecten en ruimten zonder 'menselijke maat'. Hij zag de toepassing van beton als een constructief hulpmiddel van belang, maar niet als medium voor een esthetisch concept.<br>Vanaf 1936 speelde de prijsvraag voor het Amsterdamse raadhuis een belangrijke rol in leven en werken van Hendrik Willem Valk. Hij behoorde niet tot de genomineerden, maar hij bleef tot 1954 werken aan steeds weer nieuwe ontwerpen.<br><br>Achtergrond en opleiding<br><br>Hendrik Willem Johannes Valk werd geboren op 18 november 1886 in Elst in de Over-Betuwe, als zoon van Theodorus Martinus Hubertus Valk (geb. Ubbergen, 29 oktober 1854) en Christina Mechtilda Erdkamp (geb. Elst, 7 juli 1864). Behalve de beide ouders bestond het gezin uit drie zonen en twee dochters. Hendrik Valk was het tweede kind in het gezin. Zijn vader Theodorus was gemeentesecretaris in Elst. In 1890 legde hij zijn functie neer en verhuisde met zijn gezin naar Blerick. Acht jaar later, op 3 mei 1898, vertrok het gezin naar Boxmeer, waar Hendrik Valk de laatste klassen van de lagere school zou doorlopen.(1)<br>Hoewel zijn vader graag had gezien dat hij ambtenaar werd, besloot de jonge Hendrik te gaan werken bij timmerman-meubelmaker Hent de Best. In de avonduren volgde Valk de avondtekenschool. Daarna bezocht hij de ambachtschool in Nijmegen voor de vierjarige cursus.(2)<br>Zijn laatste rapportboekje uit 1904 vermeldt dat hij 'met lof' de opleiding had volbracht.(3)Hendrik Valk keerde terug naar Boxmeer en nam zijn oude baan weer op bij Hent de Best. Waarschijnlijk gold deze periode als een stage of praktijk, want pas in maart 1906 kreeg hij van de opleiding in Nijmegen zijn certificaat uitgereikt. In datzelfde jaar solliciteerde hij bij de Nijmeegse architect Frans Ludewich als tekenaar. Valk werd in de loop van 1906 opgeroepen voor het vervullen van de dienstplicht en ingedeeld bij het Regiment der Genie, IIe Bataljon, 1e Compagnie. Op 18 oktober 1907 overleed zijn vader in Boxmeer.<br>Van 5 augustus 1909 tot 5 april 1910 was H.W. Valk in dienst bij de architect Wolter te Riele (1867-1937) in Deventer.(4) Daarna vertrok hij naar Utrecht, waar hij als bouwkundig tekenaar werkte bij de architect Rietbergen en lessen volgde bij Willem van de Pluym op de School voor Kunstnijverheidonderwijs. Hendrik Valk was toen vierentwintig jaar oud.(5) Valks moeder verliet op 26 maart 1910 Boxmeer en vestigde zich in Maasbree bij Venlo.(6) Een paar maanden later vestigde H.W. Valk zich in het nabijgelegen Blerick.(7) In deze periode trad Valk als bouwkundig tekenaar in dienst van de architect P.J.H. Cuypers (1827-1921). Mogelijk werkte hij de eerste tijd op het atelier van Cuypers in Roermond, maar later ging hij werken op het bureau in Amsterdam. Hier schreef hij zich tevens in bij het Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderwijs (VHBO), dat in 1908 was opgericht door het genootschap Architectura et Amicitia.(8) In de loop van het jaar 1911 maakte Valk promotie. Hij trad vanaf toen voor kantoor Cuypers op als bouwopzichter. In 1912 verhuisde Valk van Blerick naar Hoorn, waar hij zich in opdracht van zoon Jos.Th.J. Cuypers (1861-1949) bezig hield met de uitvoering van de restauratie van de Waag.(9) Uit Valks dagboek blijkt dat hij van Jos. Cuypers de opdracht kreeg om zich per 1 maart 1913 in Amsterdam te vervoegen om als bouwopzichter/tekenaar de verantwoordelijkheid voor de uitbreiding van het Rijksmuseum op zich te nemen.(10) Op 6 juni 1913 verhuisde Valk van Hoorn naar Amsterdam.(11) In de loop van 1913 of in de eerste maanden van 1914 werd Valk gemobiliseerd. Zijn standplaats was gedurende enige tijd Scheveningen. Vermoedelijk werd Valk in de loop van 1916 gedemobiliseerd. Hij liet zich uitschrijven in de gemeente Amsterdam en vestigde zich per 9 september 1916 als zelfstandig architect in de Kloosterstraat in Blerick.Tijdens zijn werkzaamheden bij het kantoor van Jos Cuypers en Jan Stuyt kwam Valk als opzichter voor het eerst in aanraking met monumentenzorg, restauratie en onderzoek. Deze ervaringen zouden later van invloed zijn op zijn visie op oude gebouwen, maar ook op zijn eigen ontwerpen.<br><br>Valk als zelfstandig architect<br><br>In de loop van 1918 verhuisde Valk naar 's-Hertogenbosch, waar hij in 1920 een pand aan de Verwersstraat 25 kocht.(12) Hendrik Valk gaf in 's-Hertogenbosch gedurende de jaren 1920-1921 lessen aan de School voor Kunst, Techniek en Ambacht. Op 6 februari 1922 trad hij in het huwelijk met Josephina Flora Maria Margaretha Paulina Teelen. Josephine Teelen was geboren in Maastricht op 19 maart 1885. Valk had haar leren kennen in de periode dat hij op het kantoor van Jos. Cuypers in Amsterdam werkte. Valk had pas willen trouwen als hij haar 'enige vastigheid kon bieden'. Die vastigheid was er inmiddels: er was een goed gevulde opdrachtenportefeuille. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren.(13)<br>Aanvankelijk lag het zwaartepunt van de activiteiten van Valk op het gebied van de volkswoningbouw.<br>Dit was niet verwonderlijk omdat de uitvoering van de woningwet van 1901, gesteund door financi?le garanties van de overheid door de afkondiging van de Woningnoodwet, ruimte bood aan woningbouwverenigingen om de woningbehoefte aan te pakken. De behoefte aan woningen was groot. Valk had zich verdiept in de nieuwe stedenbouwkundige inzichten en de toepassing van nieuwe betontechnieken. In de vormgeving, die Valk bij zijn woningen toepaste, is sprake van invloeden die het midden houden tussen de uitdrukkingsvorm van de Amsterdamse School en de orthogonale vormen die doen denken aan De Stijl.(14) Naar aanleiding van de ontwerpen en uitgevoerde opdrachten in de volkswoningbouw werd Valk in 1922 uitgenodigd om in Brugge deel te nemen aan een fototentoonstelling over moderne woningbouw.<br>Nadat in de tweede helft van de jaren twintig de garanties voor de woningbouw verminderden, waardoor de bouwactiviteiten in deze sector teruglopen, verlegde Valk zijn activiteiten naar de bouw van kerken. Door de gelijkstelling in het onderwijs (Wet op het Bijzonder Onderwijs) kregen de parochies met een eigen school voor bijzonder lager onderwijs meer financi?le armslag, omdat het onderwijzende personeel niet langer uit de parochiemiddelen werd bekostigd. De vrijkomende middelen konden nu worden aangewend voor de nieuwbouw of verbouwing van de parochiekerk.<br>Valk heeft in dit proces een belangrijke rol kunnen spelen. Aanvankelijk was de invloed van zijn leermeesters Josef Cuypers en Jan Stuyt in de ontwerpen van Valk te herkennen: zoals in de Aloysius kerk in Utrecht en de kerk van St. Jan de Doper in Waalwijk. Dit zijn kerkgebouwen met een plattegrond ge?nspireerd door byzantijnse traditie, afgesloten met een of meerdere koepels. In de periode die hierop volgde verschenen gotische elementen in zijn ontwerpen. Zijn passie voor materiaalontwikkeling, materiaaltoepassing en zijn persoonlijke opvattingen over proportie en ruimtelijke vormgeving leidden in de dertiger jaren tot karakteristieke 'Valkontwerpen'. De plattegronden van zijn kerken ontwikkelden zich in een lange zoektocht van centraalbouw en kruisvorm tot een zo optimaal mogelijke christocentrische vorm. Zijn bewondering voor de middeleeuwse bouwkunst kreeg een extra dimensie toen hij in 1929 bij de uitvoering van een restauratie aan de kerk van Alphen aan de Maas in aanraking kwam met de bouwarcheologie.(15) Valk werd om zijn expertise regelmatig geraadpleegd bij de restauratie van monumenten en voerde diverse restauraties uit in opdracht van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. In 1929 maakte hij een veertiendaagse reis naar Itali? en bezocht daar de steden Milaan, Genua, Rome en Veneti?.(16)<br>Waren de jaren twintig mogelijk commercieel gezien zijn beste jaren; in de jaren dertig groeide Valk als architect/kunstenaar uit tot een grotere rijpheid en overtuiging. In deze fase kwam zijn grote liefde voor het ambacht het meest tot uiting in zijn werk. De betrokkenheid van Valk bij de ambachten bereikte zijn hoogtepunt bij de verbouwing van een villa tot raadhuis van de gemeente Vught. Ter gelegenheid van de ingebruikname op 8 juni 1937, prees burgemeester mr. Loeff de architect Valk en noemde hij het project waarin de ambachtelijkheid een dergelijke grote plaats kon krijgen, z??r geslaagd. Het was mede aan Valk te danken, dat de Vughtse beeldend kunstenaars, meubelmakers, glazeniers, smeden en edelsmeden een landelijke bekendheid kregen.<br><br>Lidmaatschappen<br><br>Naast zijn werk als architect was Valk actief betrokken bij velerlei verenigingen. Valk was van 1921 tot 1929 lid van de Maatschappij ter Bevordering der Bouwkunst - Bond van Nederlandsche Architecten (BNA). In 1922 trad hij toe tot de Provinciale Schoonheidscommissie van de BNA en in 1923 maakte Valk deel uit van de landelijke commissie die was belast met het afnemen van examens voor Bouwkundig Opzichter en Bouwkundig Tekenaar. Valk meldde zich ook aan als lid van de Algemeene Rooms Katholieke Kunstenaars Vereniging.(17) Van 1922 tot 1926 leverde Valk regelmatig kopij voor Mededelingen, het orgaan van de Vakgroep Bouwkunst van deze vereniging. In enkele gevallen schreef hij onder zijn pseudoniem 'H.W. Elista'.(18) Van 1923 tot 1937 was hij redacteur van dit blad. Als redactielid hield hij op 19 mei 1928 een radiolezing over de architectuur in Nederland. Verder was H.W. Valk lid van de Vereniging ter Veredeling van het Ambacht (1922-1935), tot 1938 lid van het St. Bernulphus Gilde(19), lid van de Commissie van Toezicht op het Nijverheidsonderwijs (1930-1952), lid van de Rooms Katholieke Werkgeversvereniging in de Diocees 's-Hertogenbosch (1931-1941), medeoprichter en bestuurlid van de vereniging Het Brabants Edele Ambacht (1947-1951), bestuurslid van de Stichting 's-Hertogenbosch Monumentenzorg-Werkgemeenschap St. Janskring (1948-1955) en lid van de St. Pieterskring, Kring van kerkebouwers in het bisdom Haarlem en Rotterdam (1961-1962).<br><br>Architectenbureau Valk<br><br>Met de aankoop van een pand in de Verwersstraat 25 in 1920 vestigde Valk zich definitief in 's-Hertogenbosch. Valk was veeleisend voor zijn tekenaars en medewerkers. Toch stonden de meeste van hen enkele jaren op de loonlijst. Enkelen van hen waren ook in de kost in huize Valk. Later vestigden zich verschillenden van hen als zelfstandig architect.(20) Valk en zijn kantoor vormde kennelijk een goede leerschool. Menig HTS-er Bouwkunde bracht er zijn stage door.<br>Het architectenkantoor groeide voorspoedig. Vanaf 1930 was er een dependance van het kantoor gevestigd aan de Anna Paulownastraat 93 in Den Haag, dat werd bemand door de bouwkundige tekenaar G.J.M. Kurvers.(21) Kurvers deed Valk schriftelijk verslag van zijn vorderingen, maar was niet erg succesvol. In mei 1931, toren het filiaal al acht maanden actief was, had de acquisitie nog niet tot enig resultaat geleid. Uit de accountantsstukken blijkt dat op 23 februari 1932 het kantoor definitief werd gesloten. In 1933 realiseerde H.W. Valk aan de Vughterweg in 's-Hertogenbosch de bouwplannen voor zijn nieuwe woonhuis met kantoor en tekenruimte. In januari 1934 werd de woning, Fort Antonie genaamd, betrokken. Naast zijn werkzaamheden als architect vervulde Valk een groot aantal functies in beroepsgerichte organisaties en commissies.<br>In de tweede helft van de jaren dertig ging het niet goed met kantoor Valk.(22) De algemene economische malaise eiste ook hier zijn tol. De opdrachtgevers waren uiterst traag met betalen, waardoor er een tekort aan liquiditeiten ontstond. Valk richtte samen met H. Sips en C.A. Braun medio 1937 de maatschap 'Combinatie De Ideale Woning' op. Het lag in de bedoeling daarmee pasklare ontwerpen aan te leveren voor vrijstaande dubbele landhuizen. Naast dit praktische doel had 'De Combinatie' ook een fiscale functie. Zo kon bijvoorbeeld het kantoor Valk door 'De Combinatie' worden ingehuurd. Er werden verschillende typen ontwerpen aangeboden zodat de aspirant koper of investeerder een keuze had. De woningen konden gebouwd worden op een plaats naar keuze; 'De Combinatie' zorgde voor het totale plan en de uitvoering daarvan.<br><br>Albert Valk<br><br>De voorspoedige ontwikkeling van het architectenkantoor H.W. Valk in de jaren twintig was mede te danken aan de belangrijke bijdrage van zijn broer Albert Valk, hoewel zijn naam nooit voorkomt op ontwerpen, tekeningen en bouwaanvragen. Albert Valk, die in 1925 in dienst getreden was bij zijn broer Hendrik, vervulde de rol van constructeur en was verantwoordelijk voor alle technische analyses van de ontwerpen. De verdere uitwerking van de door kantoor Valk toegepaste gemetselde gewelven en koepels leidde in 1926 tot de aanvraag van het 'Ton of koepelkerk Octrooi'.(23) In het kort samengevat betrof het octrooi, door kantoor Valk (c.q. Albert Valk) opgestelde belastingstabellen en methoden voor het construeren van gewelven. Het onderdeel koepelkerken van de octrooiaanvraag was een combinatie van staalconstructieberekeningen voor de koepelconstructie en belastingstabellen voor gemetselde binnenkoepels naar technische berekeningen van Albert Valk. Hoewel Albert Valk zich vanaf het einde van de jaren twintig op het kantoor haast onvervangbaar had gemaakt, moest hij in 1937, als gevolg van de minder rooskleurige positie van de opdrachtenportefeuille, uitzien naar een andere baan.(24) Albert Valk vond een nieuwe werkkring bij het wapen van de Genie, waar hij zich architect noemde, en was aan het eind van de jaren dertig betrokken bij de bouw van enkele kazernes. Na de demobilisatie trad hij in dienst van Geldens Baksteen Fabrikanten. Hij ontwikkelde bij Geldens de 'Perfora'-steen, waar hij patent op kreeg.(25)<br><br>Na de Tweede Wereldoorlog<br><br>De groei van het kantoor in de jaren twintig, gevolgd door de financieel minder succesvolle, weliswaar creatievere jaren dertig, werden gevolgd door de hopeloze jaren van de oorlog. Er was nauwelijks werk. Tijdens de oorlogsjaren was Fort Antonie een plaats waar kunstenaars elkaar ontmoetten. Er werden muziekuitvoeringen gegeven en dichters brachten er hun po?zie ten gehore.(26) Valk hield zich intensief bezig met de prijsvraag voor het Amsterdamse raadhuis, hield lezingen en verzorgde voordrachten.<br>Na de oorlog, op 19 juni 1946, moest Valk verschijnen voor de 'Vereenigde Eereraden van de kunstenaars beroepen', enerzijds omdat hij in 1941 had getekend voor het lidmaatschap van de Kultuurkamer, anderzijds omdat hij in 1942 aanwezig was bij het bezoek van enkele Duitse autoriteiten aan het stadhuis in Vught.(27)Hem werd gemeld dat hij tot 1948 geen werkzaamheden meer zou mogen verrichten voor de overheid. Vanaf 1948 was het architectenbureau Valk betrokken bij diverse wederopbouwprojecten. Valks beide zoons G?rard en Henk wilden het bureau voortzetten. In 1949 werd hiertoe een maatschap opgericht. Valk leek aangeslagen door zijn ervaringen in de oorlog, de kritiek op zijn bouwstijl en het uitblijven van resultaten met betrekking tot zijn troetelkind: het Amsterdamse stadhuis.(28)<br>Vanaf 1948 worden door bureau Valk veel projecten in het kader van de Wederopbouw uitgevoerd. Het betreft hier voornamelijk het herstel van oorlogsschade aan kerken en de wederopbouw van kerken en scholen. Bij de uitvoering van projecten liet Valk voortaan veel van het werk over aan zijn beide zoons. Naar ontwerp van Hendrik Willem Valk kwamen tussen 1948 - 1960 toch nog een aantal belangwekkende bouwwerken tot stand. De kerk van St. Victor in Apeldoorn, de kerk van O.L.V. van de Rozenkrans in Eindhoven, de H. Hartkerk in Helmond en de kerk van Schipluiden zijn hiervan de belangrijkste voorbeelden.<br>Josephine Teelen, de echtgenote van Hendrik Valk, overleed op 10 februari 1958. Valk trok zich steeds verder in zichzelf terug. Op kantoor voorzag H.W. Valk zijn ontwerpen nog wel van commentaar en gaf hier en daar aanwijzingen, maar van een grote betrokkenheid bij de uitvoering ervan was niet langer sprake. In 1963 besloot de jongste zoon, Henk, de maatschap te verlaten om een eigen bureau op te zetten. De oudste zoon G?rard zette het kantoor H.W. Valk voort. Hij zou na de verkoop van Fort Antonie in 1973 het kantoor definitief vestigen in Rosmalen.<br>De laatste vijftien jaar van zijn leven was H.W. Valk niet meer actief als architect. Gedurende de drie jaren voor zijn dood was hij ziekelijk en slecht ter been. Hij stierf op Fort Antonie op 29 juli 1973, in de leeftijd van zevenentachtig jaar.<br><br>Volkswoningen<br><br>Hendrik Valk zou zich vanaf 1914 zeer intensief met woningbouw bezighouden. De grote sociale voorvechter en tegelijkertijd tegenstander van stedelijke agglomeraten, de pastoor en later aalmoezenier van De Arbeid, H.A. Poels, wees Valk in gesprekken op de nieuwe mogelijkheden die de Woningwet had geschapen. Valk bestudeerde de bouwvoorschriften en begrotingsmethoden en verkreeg zo inzicht in de problematiek. Valk stond daarbij open voor de toepassing van nieuwe materialen en bouwmethoden die zich aandienden. Een van de laatste ontwikkelingen op dit gebied was het bouwen in beton en betonsteen.<br>Een van de projecten voor de bouw van volkswoningen voerde H.W. Valk in 1914-1919 uit in opdracht van de stichting 'Gezinswonen'. Het betrof het ontwerpen van negentien woningen in twee types in de noordelijke stadsuitbreiding van 's-Hertogenbosch aan de Orthenseweg. De woningen hadden ??n bouwlaag en werden gesitueerd rondom een klein pleintje. Kleinschaligheid en beslotenheid van de woonomgeving stonden daarbij voorop. In opdracht van zijn moeder ontwierp Valk in 1915-1918 zes ambtenarenwoningen.<br>In 1917-1919 ontwierp Valk zijn eerste belangrijke serie 'volkswoningen' aan de Canoyastraat in Venlo voor de Onderofficiers Vereniging Venlo (O.O.V.V.). Deze vereniging maakte gebruik van de financieringsmogelijkheden die de Woningwet bood. Dit initiatief, gebaseerd op een co?peratief stelsel, werd al snel overgenomen door de landelijk georganiseerde onderofficiersvereniging 'Ons Belang', die vanuit Amersfoort de activiteiten van de locale verenigingen co?rdineerde. Valk kreeg hierdoor contacten met de gelijknamige vereniging in 's-Hertogenbosch. Dit was voor Valk de aanleiding om zich in 's-Hertogenbosch te vestigen. Valk zou in de jaren twintig ook voor een aantal andere woningbouwverenigingen en particuliere beleggers grote projecten in 's-Hertogenbosch uitvoeren.(29)<br>In zijn opvattingen over de uitvoering en vormgeving van de volkswoningen onderscheidde Valk zich niet opvallend van zijn tijdgenoten. De bouwblokken werden veelal gerangschikt rond een plein waaraan, zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde, woningen waren gelegen. De afsluiting van de binnenterreinen kreeg in de ontwerpen van Valk bijzondere aandacht. Het terrein werd in voorkomende gevallen afgesloten met een bouwblok met een hoge en twee lagere doorgangen. Het besloten tuindorpkarakter werd benadruk door de groenvoorziening, als onderdeel van het architectonische concept. In zijn ontwerpen voorzag Valk de gevels van de woningen van decoraties in de vorm van gekartelde, verticale lijnen van geprofileerde baksteen of terracotta, uitgevoerd in verschillende kleurnuances.(30) Deze decoraties hadden sterke overeenkomsten met de decoratievormen die kenmerkend waren voor de baksteenarchitectuur van de Amsterdamse School. Voor bepaalde bouwtechnische problemen en voorkomende conflicten raadpleegde de jonge architect Valk graag de architect Jan Stuyt (1868-1934). Een ontwerp uit 1920 voor het woningbouwproject van de woningbouwvereniging Mgr. Prinsen in 's-Hertogenbosch, door Valk aan Stuyt toegestuurd, voorzag Jan Stuyt van het volgende commentaar: '(...) Het is mij bovendien aangenaam uit de voorgelegde teekeningen der al in uitvoering zijnde woningen te mogen concludeeren, dat den bouw van arbeiderswoningen alleszins bij u in goede handen is (...)'.(31)<br>De rol van de architect bij de bouw van volkswoningbouwprojecten in opdracht van woningbouwverenigingen was nogal complex. De architect leverde niet alleen de ontwerpen, bestekken en bestektekeningen, maar vervulde daarnaast een groot aantal taken bij de uitvoering, zoals de aanvoer en controle van de bouwmaterialen, de kwaliteitsbeoordeling van het door de aannemer uitgevoerde werk, de administratieve ondersteuning bij de subsidiestroom en de betalingen aan derden. Bovendien was hij verantwoordelijk voor de oplevering van het project, zoals we dat nu kennen onder het begrip 'turn key'. Voor alle onderdelen van de bouw werd hij aanspreekbaar geacht, zowel voor de tegels in de woonkeuken als voor de haagjes in het voortuintje. Ook het overleg met de gemeentelijke en rijksoverheid behoorde tot de taak van de architect. De opdrachtgever voerde slechts controle over de financi?le zaken van het project. De woningbouwvereniging, waarvan de bestuursleden in de meeste gevallen niet deskundig waren op het gebied van het bouwvak hielden zich niet bezig met bouwkundige en technische zaken.<br><br>Emmaplein<br><br>De Bossche wethouder Krijgsman had zich vanaf de jaren 1919 ingezet voor de toepassing van nieuwe bouwtechnieken in de volkswoningbouw. De mogelijkheid tot het sneller verwerken van betonsteen kon helpen bij het oplossen van het acute woningprobleem in de Brabantse hoofdstad.(32) De gemeente besloot zelf de productie van betonstenen ter hand te nemen, waarvoor werkeloze sigarenmakers werden ingezet.(33) Na de bouw van een achttal eenheden stagneerde de financiering van enkele projecten van het Gemeentelijk Bureau Volkshuisvesting. Het overschot aan betonsteen moest daarom op een andere wijze worden gebruikt. Architect H.W. Valk kreeg in de loop van 1921 opdracht van de gemeente om aan het Emmaplein enkele middenstandswoningen te ontwerpen, waarvoor op dat moment een ruime markt was. De woningen zouden moeten worden uitgevoerd als flatwoningen, waarbij tevens de voorraad aan betonstenen zou kunnen worden verwerkt.(34) De bouw van gestapelde woningen was in 's-Hertogenbosch een geheel nieuw fenomeen.<br>Valk was in deze periode bijzonder ge?nteresseerd in de experimenten met het nieuwe materiaal beton. Het spel van de rechthoekige vlakken in zijn woningontwerpen uit de jaren 1921 tot 1925 doet denken aan de schetsen van Mondriaan en Van Doesburg.(35) Valks ontwerpen zijn misschien niet uniek, maar zijn zeker te vergelijken met progressieve architectuurprojecten uit de jaren twintig. In de uitvoering van de blokvormige eenheden met de stalen kozijnen doet de flat aan het Emmaplein denken aan de ontwerpen van Jan Wils (Papaverhof, Den Haag, 1919-1921) en J.J.P. Oud (Hoek van Holland, 1924-1927 en de Weissenhofsiedlung in Stuttgart, 1927). In de toelichting op het ontwerp benadrukte H.W. Valk dat bij deze architectuuropvatting naadloze en gladde gevelwanden dienden te worden toegepast, waarbij een pleisterlaag niet mocht ontbreken.(36) Bij de gemeentelijke commissie was men niet overtuigd van de opvattingen van Valk dat gepleisterde betonsteen een 'ordentelijke' woning kon opleveren.(37) Op aandringen van de gemeente werden de voorgevels van de flatwoningen aan het Emmaplein daarom voorzien van een bakstenen schil in rode machinale steen. Wat Valk feitelijk voor ogen had komt nu duidelijker tot uitdrukking aan de achterzijde van de flats: gepleisterde, orthogonale elementen en halfronde trappenhuizen.<br><br>Tuindorp Watergraafsmeer<br><br>In 1922 werd in Amsterdam besloten om het uitbreidingsplan voor de nieuwe volkswijk Tuindorp Watergraafsmeer als een experiment te realiseren. Hierbij konden de meest recente ontwikkelingen van betonsystemen worden toegepast. De ontwerpen zouden worden uitgevoerd door een achttal architecten. Het uitgangspunt voor deze stadsuitbreiding was het stedenbouwkundige plan van de architecten J. Gratama en G. Versteeg. Ook de architect Hendrik Valk werd betrokken bij de uitvoering van dit experiment, naast de architecten D. Greiner, W. Greve, J. Hulsebosch, J.B. van Loghem, H.F. Mertens, J.H. Mulder en D. Roosenburg.(38)<br>De kern van tuindorp Watergraafsmeer wordt gevormd door het plein Brink met enkele radiale straten die onderling door ringstraten worden verbonden. De straten volgen een onregelmatig patroon en enkele daarvan lopen dood of worden onderbroken met pleintjes en inspringende hofjes. De woningen staan op traditionele wijze geori?nteerd naar de straatzijde. In totaal betreft het plan een negenhonderdtal woningen en aanverwante voorzieningen. Valk ontwerp 54 woningen volgens systeem Olbertz in de Sikkelstraat.<br><br>In de loop van de jaren dertig traden duidelijke veranderingen op in het werk van H.W. Valk. Zijn aandacht zou zich meer gaan richten op de bouw van kerken, scholen, villa's en landhuizen. De drastische verandering in zijn opvattingen over ruimte en materiaal maakte zich in zijn ontwerpen van de jaren dertig zichtbaar.<br><br>Kerken<br><br>In de twee hier beschreven bouwwerken komt, in hun verscheidenheid, de omslag in het werk van Valk tussen 1927 en 1933 goed naar voren. Zijn eerste opdracht voor de bouw van een kerk kreeg Valk van pastoor Jorna. Het betrof de bouw van de H. Aloysiuskerk te Utrecht, waarover in 1923 de eerste gesprekken plaatshadden. De ontwerpfase en het bouwproces voor deze kerk verliepen traag, waardoor de Aloysiuskerk pas in 1927 in gebruik werd genomen.<br>Evenals de Aloysiuskerk was het grondplan van de Waalwijker Johannes de Doperkerk gebaseerd op de typologie van de centraalbouw. Deze kerk, waarvoor de opdracht later werd verleend, kwam al in 1925 gereed. Al in 1908 was voor deze kerk een ontwerp gemaakt door de architect Jan Stuyt. Het ontwerp van Stuyt betrof eerder een aanpassing van de oude Waterstaatskerk dan een ontwerp voor een geheel nieuw kerkgebouw. Het zou tot 1919 duren voordat de bouw van een kerk in Waalwijk opnieuw actueel zou worden. In de loop van 1922 werd door het bisdom de toestemming verleend om tot nieuwbouw over te gaan. Als architect werd Hendrik Valk aangezocht, samen met de in Waalwijk geboren constructeur S.L.A. Orie.(39) Hendrik Valk ontwikkelde voor de plattegrond van de St. Jan een geheel eigen interpretatie van centraalbouw. Hij deed geen concessies aan de zuivere symmetrie van zijn ontwerp. De open ruimte onder de centrale koepel beslaat het grootste gedeelte van het vloeroppervlak van de kerk. Aan deze grote ruimte zijn op de haakse assen vier absiden toegevoegd; twee brede absiden die het koor en het westwerk vormen en twee smallere aan de denkbeeldige lengteas, die de toegangspartijen vormen. Tussen de hoeken van de snijlijnen van de denkbeeldige assen zijn kleinere absidevormige kapellen aangebracht. Gezien vanaf de buitenzijde ligt een achttal kleinere koepels rond de grote koepel geschaard. Het ruimtelijke effect wordt benadrukt door de ongebruikelijke vorm van de koepels, waarvan de hoogte groter is dan de doorsnede van de koepeltamboer. De bijzondere kegelvorm van de koepels kon worden bereikt door toepassing van een stalen koepelconstructie. Binnen is het een 'baksteenkerk' met gemetselde gewelven rondom een centrale koepel met gemetselde binnenkoepel.<br>Toen in 1922 bij de eerste presentatie van de ontwerpen van Valk enige twijfel rees over de kundigheid van de jonge architect Valk, besloot het kerkbestuur om aan Jan Stuyt en J. Kalf advies te vragen. Beide gerenommeerde architecten prezen het ontwerp van Valk.(40) Het ontwerp van Valk paste in de stroming waarin neo-Romaanse en neo-Byzantijnse elementen veel waardering genoten.(41)<br>In een bespreking van het werk van de architect Hendrik Valk mag de nationale bedevaartskapel te Dokkum niet ontbreken. Het illustreert de grote stijlverandering die herkenbaar is in het werk van Valk in de periode 1930 - 1938. In Dokkum komt de affiniteit van Valk voor vorm, materiaal en ambacht zeer duidelijk tot uitdrukking. Dokkum was, tot aan het einde van de zestiende eeuw, een belangrijke bedevaartplaats van de H. Bonifacius. In de tweede helft van de negentiende eeuw nam de pastoor van Dokkum, G.J. Demes, het initiatief voor een Friese Bonifacius Bedevaart. In 1933 werd door een weldoener het oude bedevaartterrein geschonken aan aartsbisschop Mgr. Jansen van Utrecht, die het ter beschikking stelde aan de Bonifacius Stichting. Mgr. Janssen was getroffen door het vormgebruik en de intimiteit van Valks kerken.(42) Hij verzocht Titus Brandsma (1881-1942), die het initiatief had genomen voor de bouw van een Bonifacius Bedevaartskapel, met H.W. Valk in overleg te treden. Titus Brandsma stelde vast 'dat Valk al veel gebouwd had, groter en kostbaarder bouwwerken dan deze bedevaartkapel van Dokkum, maar dat Dokkum een van zijn werken was die men moet leren kennen om te waarderen welke een veelzijdig talent God H.W. Valk had gegeven'.(43)<br>Het grondplan van de bedevaartskapel bestaat uit een halve ovaal die wordt afgesloten door een rechte lijn aan de oostzijde. Aan de uiteinden van de rechte afsluiting zijn de sacristie en een sanitaire ruimte gelegen. De rechte zijde aan de oostkant wordt onderbroken door de abside van het priesterkoor. Het ovaal is aan de westzijde doorbroken door een toegangsportaal. De overkluisde buitenzijde van het ovaal en de rechte zijde vormen samen een processiegang van driehonderd meter. Deze processiegang omsluit de overdekte ruimte met circa tweeduizend zitplaatsen, die als in een amfitheater zijn geplaatst. Het opvallende schaapskooidak van het priesterkoor versterkt de landelijke indruk. Een markant onderdeel is de negen meter brede abside in het midden van de achterwand met de processiegang van vijftig meter lengte. De dragende bogen, de rondbogen in de processiegang en de stompe spitsbogen zijn gedekt met eenvoudige zadeldaken. De ruimte werkt als een Theatrum Sacrum; een plaats voor een massaal, maar devoot openluchtspektakel. Bij de twaalfde statie is een plaquette ingemetseld ter herinnering aan de initiator van dit bedevaartsoord: Titus Brandsma.<br>De omslag die Valk doormaakte tussen 1930 en 1938 had geen invloed op het gebruik van moderne bouwmethoden in zijn bouwwerken, zoals de toepassing van betonconstructies en staal, maar op de uiterlijke verschijningsvorm ervan, door het gebruik van speciale formaten metselstenen, dakpannen en de uitvoering van bijzonder voegwerk.<br>Met name bij de ontwerpen van zijn kerken werd deze omslag ook gevoed door de liturgische stroming die wel wordt aangeduid als Christocentrisme. Waren de Aloysiuskerk in Utrecht en de kerk van St. Jan de Doper in Waalwijk nog ge?nspireerd op de klassieke Romaanse en Byzantijnse plattegronden, in de kerken van Oisterwijk en Knegsel is de lengteas van het grondplan dominerend.<br>De christocentrische liturgie vroeg om een geheel eigen plattegrond. Voorstanders van veranderingen in de kerkelijke liturgie gingen uit van een behoefte aan grotere concentratie van de aandacht van de kerkgangers op de liturgie in plaats van op de individuele devotie. De idee?n waren ontstaan in de Benedictijner abdij Maria Laag. Abt Ildefonsus Herwegen pleitte voor een 'alles omvattende ordening', hier lag ook een verantwoordelijkheid voor de architect, vond hij. De architect moest een architectuur van krachtige vormen als uitdrukking van de eeuwige waarden en als symbool van de ordening scheppen. De grote pleitbezorger van deze stroming, de priester, architect en liturgist L. Van Achen, riep de architecten op: 'Zur einer christocentrische Raumgestalltung, zum symboltr?chtigen Einheitsraum'.<br>Enkele bekende Duitse architecten hielden zich met deze materie bezig waaronder German Bestelmeyer, Albert Bosslet en Dominicus B?hm. Het staat niet vast of Valk onder invloed stond van deze Duitse architecten door publicaties of contacten. Maar duidelijk is wel dat Valk nauwkeurig op de hoogte was van de idee?n en motivatie van zijn Duitse confr?res. Valk doorzag ook de belangrijke uitdrukkingskracht die een naar deze normen ontworpen kerkgebouw kon uitstralen. Vanaf begin jaren dertig zou deze 'christocentrische' benadering van het kerkgebouw in de ontwerpen van Valk een belangrijke rol spelen in zijn zoektocht naar het 'ideale grondplan'. Het zou leiden tot uitgebalanceerde christocentrische plattegronden . Voorbeelden zijn de kerken te Achterveld, Tilburg, Sevenum, Heeze, Beek en Donk en Haalderen, om er enkele met naam te noemen.<br>Tot op zekere hoogte is het proces van verandering dat we bij Valk zien in de jaren dertig - in vormtaal en materiaalgebruik - een signaal van afwijzing en vlucht tegelijk. Afwijzing van de kille en berekende utiliteit van het moderne bouwen en een vlucht in een nieuwe, bijna romantische, visie op de gemeenschappelijkheid van de liturgische viering binnen de katholieke geloo
|