Naam: Leidsche Hout Leiden
Type: parken (recreatiegebieden; ,plantsoenen;
Opdrachtgever: particulier initiatief
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Nes, K.C. van, 1927, 1937;
Adres: Warmonderweg, Leiden;
Archiefgegevens: Wageningen UR, Bibliotheek Speciale Collecties
Bijzonderheden:

De Leidsche Hout werd in de crisisjaren aangelegd mede als werkverschaffingsproject om de werkloosheid te beteugelen. Het project werd in 1928 opgericht op initiatief van een groep particulieren van de Stichting van ’t Fonds tot Aanleg en Beheer van Wandelparken. Het streven was een park te bezitten ter verbetering van de leefomstandigheden, zoals Haarlem dat ook heeft. Het zou het verbindende element zijn tussen het drukke stadscentrum en de open natuur. Een gebied waar men kon wandelen, sporten, spelen, fietsen of les kon krijgen in de natuur. De directe omgeving van het centrum bood weinig mogelijkheden voor een dergelijk park zonder dat dit zeer hoge kosten met zich meebracht. Uiteindelijk is er gekozen voor de Narendijksche Polder ten noord-noordwesten van het oude stadscentrum. Deze polder wordt ten noorden begrensd door de gemeente Oegstgeest en aan de zuid en zuidwestelijke zijde door de bebouwing langs de Rijnsburgerweg en Raadsheerenwijk.

Het ontwerp voor het park als mede de uitvoering ervan was opgedragen aan de landschapsarchitect K.C. van Nes. ’t Wandelbos en de sportterreinen werden als een geheel ontworpen en hadden een totaal oppervlakte van ongeveer 24HA. Door een natuurlijke grens laat het gebied zich opdelen in twee soorten ondergronden. Een is het hoger gelegen zandgedeelte, bestaande uit zandgeestgrond en het andere gedeelte was de eigenlijke polder, lager gelegen weilanden met rivierkleibodem. De ondergrond bestaat uit veen op ongelijke diepte. Beide gedeeltes waren voor bomengroei ongeschikt door de slecht waterdoorlatende bodem. Vooraf gegaan door uitvoerig onderzoek naar de waterstaatkundige toestand van de bodem heeft van Nes een stelsel van sloten ontworpen waarmee het hele terrein tot polder werd omgevormd. De waterstanden van de twee verschillende gebieden werden op gelijk peil gebracht van 80 à 90 cm beneden het maaiveld. Hier kunnen de wortels van de bomen dieper in de grond reiken en kan tevens een bezwaar worden ondervangen waar men in ’t Haagse Bosch mee kampt namelijk dat de wortelvorming te oppervlakkig plaatsvindt. De wortels liggen dan te ondiep door hoge waterstanden waardoor een boom met zware wind gemakkelijk uit de grond kan worden gerukt. De grond, die door het graven van de sloten en vijver beschikbaar kwam, kon worden gebruikt voor de ophoging van wegen en lager gelegen stukken grond.

Strak geometrisch rechte lanen, die zijn opgebouwd rond een aantal centrale assen doorsnijden het park en zorgen voor monumentale zichtlijnen. Deze worden afgewisseld door meanderende idyllische bospaadjes welke voeren over steeds terugkerende bruggetjes in het hoger gelegen gedeelte. De ervaring is verrassend met steeds verschillende perspectieven en vergezichten, soms over het water dan over wegen of door het bos. Centraal in het plan staat het hoofdgebouw met een muziektent op een as. Aan de noordwest zijde hiervan ligt een groot plein en een vijver zodat men een lange zicht as over het water heeft eindigend op een monumentale bank. De andere zijde van het gebouw biedt uitzicht over een breed gazon eindigend in een vijver. Aan beide zijden van dit gazon liggen eikenlanen. Het hoofdgebouw kan gebruikt worden voor het faciliteren van evenementen en het plein en gazon kunnen plaats bieden aan een groot publiek. Het theehuis staat op een andere belangrijke as. Vanuit het theehuis hebben moeders en jufs uitzicht op de speeltuin en plasvijver. Evenwijdig aan deze as loopt de speelweide, een groot open veld dat zicht biedt op het in het verlengde gelegen Oud Poelgeest. Naast uitgebreide wandelgelegenheden is er in het park ook plaats voor sport.

Het is een complex vraagstuk voor de landschapsarchitect om te bepalen welke beplanting wél en welke beplanting juist niet op verschillende soorten ondergronden kan groeien. Daarnaast is de schepping van een park pas in wording nadat het park is aangelegd en vergt een aanzienlijke hoeveelheid nazorg en onderhoud. Om de polder in harmonie met de omgeving te ontwerpen heeft van Nes geprobeerd het bijzondere karakter van het omliggende landschap in het ontwerp te gebruiken. Dit brengt met zich mee een beperkte materiaalkeuze. De beplanting in soorten wijzigend van de slootkanten af naar de wegen, houdt de poldertjes verborgen en maakt telkens een gesloten geheel. Enkele gebruikte boomsoorten die het bos rijk is zijn: beuken, eiken, iepen, berken, populieren, wilgen en de els. De verschillende soorten zijn ingezet om lanen of paadjes een bepaald karakter te geven. Van Nes heeft allerlei formaties bedacht waarbij er niet alleen rekening was gehouden met de ondergrond en het karakter van de begroeiing maar ook met de ondergroei, hoe de boom zich na verloop van tijd vermeerdert, hoe de boom op termijn het beeld kan bepalen en hoe het beeld er uitziet door de jaargetijden heen. De ondergroei van planten die als eerste worden aangeplant zullen na verloop van tijd, wanneer het kronendak gesloten is, plaats maken voor een humuslaag met een geheel andere atmosfeer. Zo vind er een soort evolutie plaats. Van de eerste ondergroei zal slechts een deel, welke in de meest gunstigste groeiomstandigheden verkeren, zich handhaven. Om de hevige zeewinden enigszins te bedwingen is er een windkering aangeplant hoofdzakelijk bestaande uit bergdennen en zwarte dennen met tussenbeplanting van jonge eiken.
Het feit dat het project werd uitgevoerd door grotendeels ongeschoold personeel, bracht veel klachten met zich mee. De arbeiders waren niet gewend aan het zware grondwerk maar op aanmoediging van de leiding zette zij het werk voort. Bij de aanvang in de winter van 1928 werkten er, onder toezicht van twee opzichters, 50 werklozen aan het project welk aantal verminderde in de zomermaanden doordat de goede krachten elders gingen werken. Na ontzuring en bemesting van de bodem heeft de Burgemeester vrijdag 22 november 1929 de eerste boom geplant.

Tijdens de koude winter van 1944 zijn ten behoeve van brandhout alle bomen omgehakt waardoor de onderbeplanting nu de hoofdbeplanting is geworden. Hiermee is het oorspronkelijke karakter van de begroeiing van het bos verloren gegaan. Echter de structuur van wegen en paadjes, de open ruimten en zichtlijnen als mede de gebouwen zijn nog aanwezig.
De Leidsche Hout. Buiten ,1929, P376-378; Wageningen UR, Bibliotheek/tijdschriften collectie
De Leidsche Hout. Floralia; Brinkman. J., jaargang52, juli 1931, P:440-441;Wageningen UR, Bibliotheek/tijdschriften collectie

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...