Naam: Het Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht Zutphenstraatweg Apeldoorn
Type: gestichten; ,verzorgingstehuizen; ,woonhuizen;
Opdrachtgever: Het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht
Uitgevoerd: ja
Bestaand: nee
Architecten: Poggenbeek, F.W.M., 1904; Rood, E.M., 1904; Nes, K.C. van, 1904;
Adres: Zutphensestraatweg, Apeldoorn;
Archiefgegevens: Wageningen UR, Bibliotheek Speciale Collecties
Bijzonderheden:

Het Apeldoornsche Bosch was een Joodse psychiatrische inrichting, die van 1909 tot 1943 gevestigd was aan de Zutphensestraat te Apeldoorn. Het was een vooruitstrevende inrichting op het gebied van zorg. In de tweede wereldoorlog kwam er een einde aan het bestaan van de instelling. Woensdag 20 januari 1943 ging er een gerucht de ronde dat de nazi’s de inrichting zouden ontruimen waarop de helft van het personeel vluchtte of onderdook. Het was een morele kwestie of je bij de patiënten bleef of dat je je eigen leven redde. In de nacht van 21 op 22 januari werden alle overige personeels leden en alle 1200 patiënten gedeporteerd.
Vrijwel de gehele periode van het bestaan van de instelling heeft van Nes er verschillende opdrachten uitgevoerd.

Geschiedenis
In 1825 werd het ‘Nederlandsch Israëlitisch Armbestuur’ (NIA) opgericht. De vereniging stelde zich ten doel Joodse zieken en armen te laten verzorgen in een Joodse omgeving. In 1832 verhuisde de stichting van het Roeterseiland in Amsterdam naar de Nieuwe Keizersgracht waar het een instelling had gebouwd op eigen grond. In 1840 werden er drie panden aan de achterzijde van het terrein aangekocht waar het ziekenhuis zich huisvestte. Het nieuwere pand en de tuin konden nu gebruikt worden voor de geesteszieken. Het NIA werd pas in 1845 officieel als instelling erkend en was toen de eerste en enige inrichting speciaal voor Joden. Door de ‘Nieuwe Krankzinnigenwet’ die in 1884 zijn intrede had veranderde het uiterlijk van verzorgingstehuizen. De wet werd onder meer aangescherpt ten aanzien van de verhouding tussen het aantal patiënten en verzorgers. Het ongeschoolde personeel langzaam maar zeker vervangen door gediplomeerde verpleegkundigen. Door sluiting van andere afgekeurde inrichtingen en aangebrachte verbeteringen kreeg het NIA steeds meer patiënten. De instelling kon de toeloop van patiënten geen plek meer bieden, waardoor er patiënten van buiten Amsterdam noodgedwongen naar niet-Joodse instellingen moesten gaan. In 1885 word het voorstel gedaan om bij het net opgerichte Rijkskrankzinnigengesticht Medemblik een extra afdeling te bouwen speciaal voor Joodse patiënten. Helaas ging dit plan niet door omdat het financieel niet haalbaar bleek.
In 1888 stelden Inspecteurs van het Stadstoezicht in Amsterdam voor de Amsterdamse inrichting te sluiten en een meer centrale plek te zoeken die voldeed aan de eisen van de tijd. In maart 1898 werd officieel de Vereniging ‘Het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht in Nederland’ (CIK) opgericht. Het zoeken naar een geschikte locatie voor een Krankzinnigengesticht die voldeed aan hun eisen was een gecompliceerde opgave. Het zou op een plek moeten zijn dicht bij een stad of groot dorp zodat het goed bereikbaar was voor bloedverwanten en het personeel er een vrije dag kon doorbrengen. Maar het moest ook in een natuurlijke omgeving zijn. Rust en ruimte in een landelijke omgeving zouden een heilzame invloed hebben op de patiënten. De ondergrond was van belang in verband met de soort beplanting dat er kon groeien en de mogelijkheid tot veeteelt. Een deel van het terrein moest bebost zijn zodat patiënten er konden wandelen en er mochten niet te grote niveauverschillen in het land aanwezig zijn in verband met de aan- en afvoer van water. In december 1903 kocht de vereniging een 33ha groot landgoed aan de Zutphensestraatweg te Apeldoorn. Direct na de aankoop werd een commissie aangesteld, die de bouw voorbereidde. Een jaar later waren de door de architecten F.W.M. Poggenbeek en E.M. Rood en tuinarchitect K.C. van Nes ontworpen plannen al grotendeels gereed.

Ontwerp
24 mei 1909 werd het Apeldoornsche Bosch geopend. Het bestond in eerste instantie uit drie grote paviljoens waar omheen een ringlaan leidde. Verder waren er een synagoge, een wasgebouw, een keukengebouw en een directeurswoning. Er waren bedden voor de eerste, tweede en derde klasse. In het hoofdgebouw was de administratie gehuisvest en werden patiënten van de eerste en tweede klasse verzorgd. Er was één groot paviljoen was voor mannen van de derde klasse en één groot paviljoen voor vrouwen van de derde klasse. Het tuinontwerp van Van Nes bestond uit een aantal grote rechtlijnige gestichtstuinen die direct aan de paviljoens lagen en een wat vrijer tuinontwerp met natuurlijk ogende meanderende paden verder van de paviljoens af. De paviljoens waren met elkaar verbonden door een grote ringlaan met aan beide kanten lindebomen. De gestichtstuinen waren omrasterd met een hek dat grotendeels werd verborgen door beplanting zodat het een vriendelijke indruk maakte. Ze waren georganiseerd rondom een symmetrie-as die meestal overeen kwam met de symmetrie-as in het paviljoen. Door in deze tuinen rechte lijnen te gebruiken ontstond er een zachte overgang van gebouw naar omgeving. Ook waren er vanuit de paviljoens doorzichten naar achtergelegen gedeeltes in de tuin. In latere opdrachten die van Nes voor het CIK uitgevoerde zoals de tuin voor het Paedagogium Achisomog (een gebouw voor weeskinderen 1935) en de tuin voor het ontspanningsgebouw (1938-1941) ontbreekt deze rechtlijnigheid om de gebouwen heen. Wel is bij deze tuinen ook gewerkt met een symmetrie-as die in dit geval aan beide kanten gelijk is beplant. De gestichtstuin was een van de eerste in zijn soort die niet uit hoge hekken en muren bestond en die geen gevangenisachtige indruk maakte. Openheid en vrijheid werd belangrijk geacht door de directie. Hoge hekken en omheiningen waren verborgen door bloemen en heesters, ieder paviljoen heeft een eigen stuk tuin en smalle paadjes gaven een mooie wandelgelegenheid.

De eerste geneesheer-directeur vanaf 1907 die zich tevens met de bouw en exploitatie bezig hield was Dr. Nico. J. Lemei. In 1914 nam Dr. Jan Kat het werk van hem over. Lemei was van mening dat arbeid goed zou zijn voor de ontwikkeling van de patiënten en in 1926 werd dan ook door de heer Kat het concept "actievere therapie" ingevoerd. Door deze arbeidstherapie werd het Apeldoornsche Bosch een toonaangevende psychiatrische inrichting. In 1930 werd paviljoen G geopend. Dit gebouwtje stond aan de rand van het Apeldoornsche Bosch en werd speciaal gebouwd voor actieve therapie. Het tehuis was bedoeld voor 50 ‘onrustige’ bewoners waarmee de ‘moeilijkste, meest storende, luidruchtigste en meest onmaatschappelijke patiënten’ werden bedoeld. Naast de dagelijkse rituelen van eten en slapen gaven ontspanning en arbeid structuur aan het leven. De vrouwelijke patiënten werkten in de huishoudelijke dienst of kleermakerij. De mannelijke patiënten die in andere paviljoens waren ondergebracht, konden terecht in bijvoorbeeld de timmerwerkplaats, de smederij of de boekbinderij. De tuin bestond voor een groot deel uit bos waar wandelingen gemaakt konden worden zodat patiënten tot rust konden komen. Ook werd de tuin gebruikt voor landbouw en veeteelt.

Na de oorlog in 1946 startte Philip Fuldauer (die door zijn gemengde huwelijk gered was), Paedagogium Achisomog weer op. Dit was een afdeling van het Apeldoornsche Bosch voor bedoeld voor weeskinderen waar hij leiding bleef geven tot het in 1966 opging in het Sinaï-centrum te Amersfoort. Begin jaren tachtig is het hoofdgebouw gesloopt omdat het niet meer aan de huidige eisen voldeed. Momenteel zijn alle gebouwen verdwenen en is op de plek van het Apeldoornsche Bosch 's Heeren Loo zorggroep gevestigd. Dit is een christelijk centrum voor mensen met een verstandelijke beperking. De ringlaan is echter wel nog geheel in takt en enkele rechte paden die langs de gestichtstuinen en de paviljoens voerde zijn nog goed zichtbaar. In totaal heeft van Nes meer dan dertig jaar voor het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht gewerkt. Tijdens deze periode zijn de opvattingen van de architect enigszins veranderd. De rechtlijnigheid om de gebouwen heen heeft plaats gemaakt voor een meer landschappelijke stijl en het gebruik van vaste planten en heesters is van groter belang geworden. De werkzaamheden die hij uitvoerde varieerde van tuinhekken, tuinmeubilair en trappen tot de verschillende gestichtstuinen bij de gebouwen.

Literatuur:
Het Apeldoornsche Bosch en eenige beschouwingen in verband daarmede, maandblad het Ziekenhuis; Lemei, N.J., jaargang 1, mei 1910, P:45-49, NAi-bibliotheek
Gestichts-tuinen, Weekblad voor het landhuis; Os, L. van, jaargang26, oktober 1931, P:1134, Wageningen UR, Bibliotheek/tijdschriften collectie
De architectuur van het sinai centrum; Beekum, R. van, sinai centrum,2008, Amstelveen, P:84-89
Het Israëlitisch Krankzinnigengesticht "het Apeldoornsche Bosch" bij Apeldoorn, De Bouwwereld; jaargang9 nr26, p209-211, NAi-bibliotheek
Het Israëlitisch Krankzinnigengesticht "het Apeldoornsche Bosch" bij Apeldoorn, De Bouwwereld; jaargang9 nr27, p213-216, NAi-bibliotheek

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...