Essay:
|
H. van der Kloot Meijburg (1875-1961) Hermanus (Herman) van der Kloot Meijburg werd in 1875 in Oudshoorn bij Alphen aan den Rijn geboren. Zij ouders waren Leonardus Johannes Hermanus (Leendert) van der Kloot en Nellie (Neeltje) van der Giessen. In 1902 laat vader Leendert de naam Meijburg, af ... meer
H. van der Kloot Meijburg (1875-1961)
Hermanus (Herman) van der Kloot Meijburg werd in 1875 in Oudshoorn bij Alphen aan den Rijn geboren. Zij ouders waren Leonardus Johannes Hermanus (Leendert) van der Kloot en Nellie (Neeltje) van der Giessen. In 1902 laat vader Leendert de naam Meijburg, afkomstig van zijn grootmoeder, aan zijn achternaam toevoegen (Koninklijk Besluit van 18 maart 1902). Leendert was van beroep dakpannenfabrikant.(1)
Rotterdam en Voorburg
Hermanus volgde de driejarige HBS in Rotterdam en studeerde daarna aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in die stad. Hij deed in 1895 eindexamen en vestigde zich in 1896 als zelfstandig architect in Rotterdam. Later gaf hij nog enige tijd les aan de Rotterdamse academie. Het eerste werk van Van der Kloot Meijburg was het verenigingsgebouw Jeru?l in Rotterdam, waar hij zich ook als architect vestigde. Hij was nog zo jong, dat zijn vader de handtekening onder de bouwaanvraag moest zetten. Van der Kloot Meijburg trouwde op 30 mei 1905 met Johanna Carolina Marie Sprengel. Zij kregen twee kinderen, Frederik Leonardus Karel, die landbouwkundig ingenieur werd, en Leonardus Hendrikus Hermanus, die evenals zijn vader architect werd. Herman en Johanna verhuisden in 1912 met hun zoontjes naar Voorburg, waar zij aanvankelijk aan de Laan van Oostenburg 40 woonden. Het gezin woonde aanvankelijk in Rotterdam en vanaf 1921 in een door Van der Kloot Meijburg zelf ontworpen huis aan de Parkweg 7 (toen nog Achterweg) in Voorburg. In 1931 verhuisde de familie naar de Scheveningseweg in Den Haag.
Haagse School en landelijke architectuur
De architectuur van Van der Kloot Meijburg uit het Interbellum behoort tot de Haagse School. De Haagse School ontwikkelde een middenweg tussen de sterke nadruk op ruimtelijkheid bij De Stijl en het Nieuwe Bouwen enerzijds en anderzijds de overwegende belangstelling voor de solide, gemetselde bouwmassa van de Amsterdamse School en de traditionalisten. Met de Amsterdamse School had zij op decoratief gebied veel gemeen, maar ornament werd zeer terughoudend toegepast. Voor gebouwen op het platteland koos Van der Kloot Meijburg een meer landelijke stijl, die was gebaseerd op de bouwwijze van traditionele boerenwoningen. Hij toonde een grote belangstelling voor landelijke bouwkunst en schreef onder meer de boeken 'Tachtig schetsen van boerenhuizen in Nederland' (1908, latere drukken als 'Onze oude boerenhuizen') en 'Onze oude dorpskerken' (1912). Het boek 'Bouwkunst in de stad en op het land' uit 1917 is opgezet als een verzameling negatieve en positieve voorbeelden met inleidende teksten. Traditionele en ook sobere moderne gebouwen krijgen in dit boek een gunstig oordeel, terwijl ornament zonder praktische functie al snel leidt tot afkeuring. Van der Kloot Meijburg was van mening dat de bouwkunst een verkeerde weg was ingeslagen na de afschaffing van de gilden. Omdat de gilden niet langer waakten over de kwaliteit van het ambacht, kregen allerlei persoonlijke grillen een kans. Het streven van Van der Kloot Meijburg was gericht op een nieuwe, zuivere bouwkunst, die vrij was van willekeurige, modieuze elementen. Het boek werd uitgegeven met financi?le steun van de rijksoverheid en had grote invloed op Nederlandse architecten en schoonheidscommissies.
Heemschut en het Openluchtmuseum
Van der Kloot Meijburg was nauw betrokken bij de Bond Heemschut. In 1904 werd in Dresden in Duitsland de Bund Heimatschutz opgericht. Deze organisatie streefde naar de bescherming van natuur- en cultuurmonumenten, plaatselijke bouwwijzen en volksgebruiken. De traditionele volkscultuur moest worden beschermd tegen de aantasting door de moderne stedelijke wereld. Kort na de oprichting van deze bond begonnen in Nederland architecten als A.W. Weissman, J.H.W. Leliman en H. van der Kloot Meijburg met het schrijven van artikelen over de ontwikkelingen in Duitsland. De auteurs pleitten niet voor een exacte kopie van de Duitse organisatie, want in Nederland was er bijvoorbeeld al de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Ook zagen de architecten weinig in acties voor het behoud van plaatselijke volksgebruiken, al waren er ook in Nederland wel initiatieven op dat gebied. Het ging de architecten die in de vakbladen schreven vooral om de strijd tegen de ontsiering van het landschap en het behoud van waardevolle stadsbeelden. De inspanningen van Van der Kloot Meijburg droegen ertoe bij dat in februari 1911 in Amsterdam de Bond Heemschut werd opgericht.(2) Van der Kloot Meijburg was ook ??n van de initiatiefnemers bij de oprichting van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Op 12 juni 1912 was hij aanwezig bij de eerste algemene vergadering, waarin de ontwerpstatuten voor het museum werden vastgesteld. Hij werd in die vergadering gekozen tot lid van de Commissie van Bijstand, die met de nog te benoemen directeur plannen moest maken voor de inrichting van het museum en de opbouw van de verzameling. Ook deed de commissie voorstellen met betrekking tot de aanstelling van personeel. In november 1913 werd Van Kloot Meijburg aangesteld als huisarchitect van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. In overleg met directeur A.A.G. van Erven Dorens, J.P. van Lonkhuyzen van de Nederlandsche Heidemaatschappij en de Arnhemse stedenbouwkundige W.F.C. Schaap ontwierp hij het 'Totaalplan' voor het museum, dat in 1915 werd gepresenteerd.(3)
Commissies en nevenfuncties
Van der Kloot Meijburg was betrokken bij verschillende commissies die verband hielden met zijn belangstelling voor landelijke bouwkunst en landschapsbescherming. Zo werd hij in 1914 lid van de Commissie voor Plaatselijk Schoon in Voorburg. In 1920 werd Van der Kloot Meijburg lid van de Commissie tot Onderzoek naar het Boerenhuis in Nederland. Deze werd opgericht op initiatief van enkele leden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en stond onder voorzitterschap van jhr. W.J.M. van Eijsinga. In 1929 werd Van der Kloot Meijburg lid van de Schoonheidscommissie van Het Instituut Stad en Landschap van Zuid-Holland. Daarnaast was hij onder meer voorzitter van de schoonheidscommissie van Wassenaar, waarin hij op 26 juni 1928 benoemd. In de periode 1910-1917 gaf Van der Kloot Meijburg les aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Ook buiten zijn vak bekleedde Van der Kloot Meijburg diverse functies, onder andere als voorzitter van de Nederlandse Skivereniging. Voor die vereniging gaf hij enige tijd les aan prinses Juliana.
Restauraties
In 1913 kocht de Vereniging Hofwijck de buitenplaats Hofwijck bij Voorburg aan, die in zeer slechte staat verkeerde. Het herstel van dit pand was het eerste restauratieproject van Van der Kloot Meijburg. Hij maakte hierbij gebruik van de originele bouwtekeningen van de hand van Constantijn Huygens en diens zoon Christiaan. Van der Kloot Meijburg was verder betrokken bij de bouw, verbouw en restauratie van vele kerken, waaronder de Oude en de Nieuwe Kerk in Delft en de Abdijkerk te Middelburg, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar was beschadigd. Verder restaureerde hij onder andere het Gemeenlandshuis in Delft. Mede voor het werk aan de Nieuwe Kerk kreeg hij enkele koninklijke onderscheidingen. Voor de restauratie van het Gemeenlandshuis kreeg hij de Gouden Penning van het Gysberti Hodenpijlfonds. Van der Kloot Meijburg overleed op 19 april 1961. De opening van de Oude Kerk in Delft vond plaats op de dag van zijn begrafenis, op 22 april 1961.
Noten 1. M.J. Harms, 'H. van der Kloot Meijburg. Vooruitziend Voorburgs architect', in: 'Kroniek van Voorburg. Twintig eeuwen werken en wonen langs de Vliet', Voorburg 1988, p. 41-46; R. Osterholt e.a., 'Open Monumentendag Voorburg 12 september 1992', Voorburg 1992, p. 4-11. 2. Y. Segers, Op het kruispunt van oud en nieuw. Het Gelders Genootschap 1919-1994. 75 jaar op de bres voor de schoonheid van Gelderland, Den Haag 1994, p. 21. 3. A. de Jong, De dirigenten van de herinnering. Musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940, Nijmegen 2001, p. 228, 298, 327, 331-333, 335-336, 340, 345, 353, 376, 408, 409, 448 en 543.
|