Naam: Nazorgkolonie Zonnestraal Loosdrechtse Bos 7 Hilversum
Type: zorginstellingen;
Opdrachtgever: Diamantbewerkers Koperen Stelen FondsVereniging 'Zonnestraal'Vereniging voor OpenluchtscholenStichting Loosdrechtse Bos in samenwerking met Rijksdienst voor de Monumentenzor
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Duiker, J., 1919, 1932; Bijvoet, A.M., 1919, 1932; Wiebenga, J.G., 1926, 1928; Komter, A., 1926, 1928, bureaumedewerker-; Kloos, J.P., 1926, 1928, bureaumedewerker-; Bijvoet, A.M., 1955, verbouwing met ondermeer de massieve bakstenen sch-; Stigt, J. van, 1992, 1995, restauratie dienstbodenhuis-; Henket, H.J. (Hubert-Jan Henket Architecten), 2002, restauratie hoofdgebouw-; Jonge, W. de (Wessel de Jonge Architecten), 2002, restauratie hoofdgebouw-; Bureau Alle Hosper (Bureau Alle Hosper), 2002, herinrichting landschap-;
Bijdragen: Meester's Beton -uitvoering Hoofdgebouw, paviljoen A, betonskelet p-, J.G. Wiebenga -draagconstructie betonskelet-, studentenvereniging Stylos -restauratie dienstbodenhuis-, Willem van Bensdorp (Bouwbedrijf de Nijs) -uitvoering restauratie dienstbodenhuis-, Jurriens Bouw -uitvoering-, Kropman Installatietechniek -installaties-, DGMR Raadgevende Ingenieurs -advies bouwfysica-, Deerns Raadgevende Ingenieurs -advies intallatie-,
Adres: Loosdrechtse Bos 7, Hilversum;
Archiefgegevens: NAi/DUIK 11 (correspondentie mei 1924- februari 1935, algemeen), 12 (corresponde
Bijzonderheden:

Nazorgkolonie Zonnestraal is één van de belangrijkste werken van Duiker. Ideeën van het Nieuwe Bouwen dat architectuur bij kan dragen aan verbetering van de maatschappij waren uitgangspunten bij het realiseren van deze nazorgkolonie voor 'Nieuwe Levenskracht' van tuberculosepatiënten. Het werd een hoogtepunt voor het Nieuwe Bouwen, gebouwd met moderne materialen beton, staal,glas en stucwerk. Licht, lucht en transparantie stonden in dienst van een gezonde omgeving. Dit herstellingsoord voor TBC-patiënten bestaat uit een hoofdgebouw, de twee patiëntenpaviljoens (het Henri ter Meulenpaviljoen en Dresselhuyspaviljoen), drie werkplaatsen, het dienstbodenhuis De Koepel en een aantal bijgebouwen. Centraal op het 120 hectare grote terrein ligt het hoofdgebouw met aan beide zijden de patiëntenpaviljoens. Bepalend voor de oriëntatie en plaats voor deze drie gebouwen waren bezonning en een vrij uitzicht. De gebouwen boden plaats aan 128 patiënten. Een geplande uitbreiding met een derde en vierde paviljoen werd nooit gerealiseerd. Het hoofdgebouw bestaat uit drie stroken op de begane grond die door een kruisvormige verdieping met elkaar verbonden zijn. Het maatsysteem is gebaseerd op eenheden van 1,5 meter. Het gebouw heeft een slanke in het werk gestorte betonnen draagconstructie met verjonging van de balken. Het dunner maken van de balken had besparing van materiaal tot gevolg en versterkte het transparante uiterlijk van de gebouwen. De gevels zijn in stalen glaspuien uitgevoerd. De opdrachtgever was het Diamantbewerkers Koperen Stelen Fonds 'Nieuwe levenskracht', een steunfonds opgericht in het kader van de tuberculosebestrijding door voorzitter Jan A. van Zutphen. Van Zutphen was tevens secretaris van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (A.N.D.B.). Het Diamantbewerkers Koperen Stelen Fonds 'Nieuwe levenskracht' was eigenaresse van het landgoed 'Zonnestraal'. Het geld voor de aankoop van dit grondgebied was ondermeer bijeengebracht door de verkoop van de koperen steeltjes waarop de diamanten werden vastgezet tijdens het slijpen. De nazorgkolonie Zonnestraal was een groot gebouwen complex bestaande uit hoofd- en bijgebouwen. Omstreeks 1920 werd een niet uitgevoerd ontwerp gemaakt voor een hulpsanatorium 'Zonnestraal', nadat er in 1919 een voorontwerp gemaakt was. Er werden ontwerpen gemaakt voor een 'Ververschingstent' annex theeschenkerij (8 juni 1920, uitgevoerd, niet meer bestaand), voor een voorlopig sanatorium, bestemd voor 24 patiënten (omstreeks 1920, niet uitgevoerd), voor kippenhokken (1920, uitgevoerd, maar afgebroken), voor varkenshokken (omstreeks 1919, waarschijnlijk niet uitgevoerd), voor een kwekerij met verwarmde kassen en broeikassen ( juni 1920, uitgevoerd, maar afgebroken), voor een verbetering van de portierswoning (juni 1920, uitgevoerd en nog bestaand). Verder werden er ontwerpen gemaakt voor een dagverblijf, tijdelijke gebouwen voor zwakke kinderen aan de Noodweg te Hilversum, een stelling voor bijenkasten en korven (omstreeks 1920, waarschijnlijk niet uitgevoerd). In opdracht van de Vereniging 'Zonnestraal' (volledige naam van de opdrachtgever: "Nederlandsche Vereeniging tot het oprichten van arbeidskolonies voor tuberculoselijders in Nederland") werd de tuinmanswoning verbouwd tot dokterswoning voor de geneesheer-directeur (januari 1926, uitgevoerd en nog bestaand) verder werd het Hoofdgebouw, paviljoen A (Henri Ter Meulen paviljoen) en het betonskelet voor paviljoen B (Dresselhuyspaviljoen)gebouwd. In 1931 werd de afbouw van paviljoen B (naar een ontwerp uit 1931) voltooid. In de paviljoens konden patiënten op hun bedden door openslaande deuren naar buiten in de openlucht gereden worden. In het Dresselhuyspaviljoen werd voor de ernstige zieken een handbedienbare beddenlift aangebracht. Door de Vereniging voor Openluchtscholen werd opdracht gegeven voor een openluchtschool ' Zonneheide' op het terrein van Zonnestraal, waarvoor in 1926 een eerste ontwerp(niet uitgevoerd) werd gemaakt met in 1927 een bijbehorende schuilplaats (niet uitgevoerd). In 1930 werd een tweede ontwerp gemaakt (niet uitgevoerd) voor een openluchtschool en internaat ' Zonneheide' en een theehuisje annex ververschingstent. Het theehuisje werd gerealiseerd aan de kruising van de Bosdrift en de Hoornboegsdrift en zou gaan dienen als ontvangstruimte bij de niet gebouwde openluchtschool met internaat Zonneheide. Na de oorlog werd het gesloopt omdat het in verval was geraakt. Resten van de betonnen fundering zijn nog aanwezig. In 1927 werden in opdracht van de Vereniging 'Zonnestraal' werkplaatsen ontworpen (uitgevoerd, deels verbouwd) om zoveel mogelijk zelf in het onderhoud van de gebouwen te voorzien. Het werkplaatsencomplex werd als een geheel ontworpen maar kon door geldgebrek slechts gedeeltelijk worden voltooid. Twee werkplaatsen met de zogenaamde mottoren werden in 1928 voltooid met gebruikmaking van bestaande kappen, vermoedelijk afkomstig van bestaande hangars. Een werkplaats was bestemd voor houtbewerking, de ander diende als bankwerkerei. Begin jaren tachtig werden de voorpuien verbouwd. Omstreeks 1934 werd een derde werkplaats gebouwd bestemd voor metaalbewerking. In 1927 werd een bloemenkiosk ontworpen (niet uitgevoerd) en er werden meubels ontworpen, zoals een grote en kleine tafel, die wel uitgevoerd zijn maar onvindbaar. Volgens het ontwerp zouden er 25 grote tafels en 50 kleine tafels gemaakt zijn. Op historische foto's is te zien dat de grote tafels gebruikt werden in de zaal op de verdieping van het hoofdgebouw. Tussen 1927-1928 werd een diamantslijperij 'Adamas' ontworpen (onvoltooid en afgebroken). Deze werkplaats, een geschenk van de Amsterdamse diamantbewerkers aangesloten bij de A.N.D.B., werd gesitueerd ten westen van het hoofdgebouw. Alleen de constructie van gewapend beton kon gerealiseerd worden. Waarschijnlijk staakte men de bouw wegens geldgebrek. In opdracht van de 'Vereniging 'Zonnestraal' werden houten boshutten gebouwd, waarvan het ontwerp aan Duiker wordt toegeschreven. Er zijn er enkele van bewaard gebleven. Iedere hut kreeg de naam van een vogel. Er zijn tientallen van deze bouwsels vervaardigd. Ze waren bedoeld voor de lopende patiënten. In 1931 is het dienstbodenhuis 'De Koepel' gebouwd: een twaalfzijdig gebouwtje van twee verdiepingen. Het bood ruimte aan 18 kamertjes , een keuken- en badkamer en een gemeenschappelijke ruimte in het midden van de begane grond onder een groot rond glazen daklicht. Een eenvoudig betonskelet vormde de basisconstructie voor een lichte en open gevel. Halverwege de jaren vijftig kreeg de nazorgkolonie de functie van algemeen ziekenhuis nadat het hiervoor verbouwd en uitgebreid was. Veel van de oorspronkelijke zo heldere en slanke structuur verdween. In 1988 kreeg Zonnestraal als een belangrijk hoogtepunt van het Nieuwe Bouwen de status van Rijksmonument. Door alle verbouwingen en in verval geraakte onderdelen was er weinig over van het oorspronkelijke stralende uiterlijk. Het dienstbodenhuis is in 1995 gerestaureerd door Joop van Stigt en de Delftse vereniging van bouwkunde studenten Stylos bij gelegenheid van het eeuwfeest van Stylos. Het dienstbodenhuis De Koepel wordt als bezoekerscentrum en tentoonstellingsruimte gebruikt. Nadat er een nieuwe gebruiker gevonden was: een centrum voor preventieve en curatieve gezondheidszorg, werd vervolgens met de restauratie van Hoofd- en bijgebouwen gestart onder supervisie van Hubert-Jan Henket en Wessel de Jonge. In 2003 is de restauratie van het Hoofdgebouw en de werkplaatsen gerealiseerd, zoveel mogelijk in oude glorie. De raamprofielen zijn conform de hedendaagse eisen m.b.t. isolatie met een dubbele glasplaat uitgevoerd, maar zowel raamprofiel als glasplaat zijn uiterst dun. De oorspronkelijke slankheid wordt nagenoeg geëvenaard. De oorspronkelijke ragfijne schoorsteen is weer teruggeplaatst, ter vervanging van een nogal zwaar uitgevoerd exemplaar dat na de dood van Duiker door diens vroegere medewerker Bijvoet was toegevoegd.Er zijn enkele aanpassingen gedaan ten behoeve van de nieuwe gebruiker, zoals een toegevoegde glazen lift, die naast het hoofdtrappenhuis door het dak heen steekt. De buisradiatoren zijn aangevuld met een vloerverwarmingssysteem. In de werkplaatsen is een therapiecentrum ondergebracht, waarvoor ook enige aanpassingen zijn verricht, o.a. vensters van dubbel glas.. Anno 2004 is een begin gemaakt met de restauratie van het Dresselhuys paviljoen, dat inmiddels tot een ruïne van het Nieuwe Bouwen vervallen was.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...