Naam: | Protestantse Kerk (Kleine Kerk) Voorhout |
Type: | kerken; |
Opdrachtgever: | kerkvoogden van de Nederlandsch-Hervormde Gemeente te Voorhout |
Uitgevoerd: | ja |
Bestaand: | ja |
Architecten: | onbekend; Bremer, G.C. (Freem & Bremer), 1911, 1914, restauratie en uitbreiding-; Freem, A.R. (Freem & Bremer), 1913, 1914, restauratie en uitbreiding-; onbekend, 1991, restauratie-; Van der Sterre, 1959, 1960, restauratie-; onbekend, 2004, restauratie-; |
Bijdragen: | Kampen, D. van (aannemer, Bloemendaal) -uitvoering-, Wissink, A.A. (Arnhem) -12 lampen en 4 handvatten-, W.Schulsen en Co. (Den Haag) -stalen ramen-, N.V. Steenfabriek 'Ouderzorg' (Leiderdorp), |
Adres: | Dr. Aletta Jacobslaan 9, 2215 LD, Voorhout; |
Archiefgegevens: | Gemeentarchief Teylingen/Kerkelijk archief nr. 63 en 90 |
Waarschijnlijk hoorde de westgevel van de huidige zogenaamde 'Kleine Kerk' bij de vroegere romaanse kerk te Voorhout. Bij de restauratie van 1913 bleek dat de zijmuren van tufsteen 'koud' tegen de westgevel waren gezet. De oorspronkelijke kerk was opgetrokken in bakstenen kloostermoppen en stukken tufsteen. Later werden de muren met baksteen bekleed. De vensters, de grote kloostermoppen en het profiel van de daklijsten van de zijmuren doen de historici denken dat de kerk uit de eerste helft van de dertiende eeuw dateert. Tijdens de reformatie werd het gebouw, zoals alle kerkelijke bezit, overgenomen door de wereldlijke overheid. Het kerkje bleef in de handen van de reformanten tot in de negentiende eeuw, toen het gebouwtje in tweeën werd gedeeld, voor de katholieken en de protestanten (1809). Omdat in het dorp de meerderheid katholiek was, kreeg deze gemeenschap het grotere deel aan de voorkant van de kerk. De toren bleef eigendom van de gemeente Voorhout. In 1879 werd besloten om een nieuwe katholieke kerk te bouwen. Architect werd een leerling van P.J.H. Cuypers, E.J. Margry (1841-1891). Tegen de triomfboog werd een baksteen buitenmuur gebouwd en deze ruimte van 7x8 meter, tussen het priesterkoor en het gesloopte schip, bleef dienen als gebedsruimte voor de hervormde gemeenschap.
Deze ruimte was te klein en bovendien was de kap in slechte staat. Begin twintigste eeuw werd, dankzij de inzet van de dominee ds. Ter Haar Romeney, de ruimte met schenkingen en een subsidie van de provincie uitgebreid en gerepareerd voor 18.000. Romeney had in eerste instantie in 1910 de architect J.A.G. van der Steur voor de restauratie gevraagd. Later heeft hij het werk aan Bremer opgedragen omdat hem, zo schreef hijzelf , 'de tekening van Van der Steur niet aanstond'. Men had liever te doen 'met een jonge architect dan met deze "grooten" man, die 't zeker te druk heeft met het Vredespaleis om alle aandacht aan dit werk te kunnen wijden'. Waarschijnlijk had dominee Romeney Bremer in Den Haag leren kennen, waar de architect aan het bureau van Van der Steur werkte. Bremer raakte tijdens de restauratie goed bevriend met de dominee. In de briefwisseling van 1913 tutoyeerde Bremer hem, gaf de groeten aan zijn vrouw en verzocht beiden om hem bezoek te brengen in Oosterbeek, in zijn nieuwe huis 'De Kaap'.
Bremer kreeg via Romeney de tekeningen voor de restauratie die Van der Steur had gemaakt en stuurde ze op 29 augustus 1911 retour. Van der Steur zelf zei tegen Bremer dat hij het werk gerust op zich kon nemen, want hij had er zelf geen tijd voor. In oktober 1911 waren het bestek met voorwaarden voor de restauratie en uitbreiding van de kerk klaar. Bremer was intussen naar Arnhem verhuisd en werkte, samen met Freem, in het eigen architectenbureau. Vanaf dat moment werd de restauratie verricht onder de naam 'architectenbureau Freem en Bremer'. Op 19 september 1913 werd het werk aanbesteed aan de aannemer Dirk van Kampen. De kerk werd grotendeels herbouwd, maar met grote eerbied voor het bestaande. Bremer bouwde aan de kerk een absis die een katholieke uitstraling aan het gebouwtje gaf. Links van de absis werd een ruimte bij de kerk betrokken, die als consistorie zou gaan dienen. Rechts werd een ruimte voor de catechisatie nieuw gebouwd. Op het dak werd een moderne peervormige dakruiter met open bekroning van lood geplaatst. Bremer zorgde voor goede verhoudingen tussen het oude deel en de nieuw toegevoegde absis en dakruiter.
Op 12 november 1913 werd de eerste steen gelegd en op 14 juni 1914 kon de kerk feestelijk in gebruik worden genomen. Bremer ontwierp ook de omringende tuin. Naast de kerk is een oude bergraafplaats met een klein baarhuis, maar het is niet duidelijk of dat ook door Bremer werd gerestaureerd. In 1959-1960 en in 1991 waren nieuwe restauraties noodzakelijk.