Naam: Organisch Chemisch Laboratorium Rijksuniversiteit Croesestraat 79 Utrecht
Type: laboratoria;
Opdrachtgever: Rijksgebouwendienst (intern)
Uitgevoerd: ja
Bestaand: nee
Architecten: Bremer, G.C. (Rijksgebouwendienst), 1931, 1938; Helwig, W.K.A. (Rijksgebouwendienst), 1931, 1934, leding bouw-; Buuren, H. van (Rijksgebouwendienst), 1931, 1934, toezicht-; Foreest, H. van (Rijksgebouwendienst), 1931, 1934, toezicht-; Dijk, J. van (Rijksgebouwendienst), 1931, 1934, toezicht-;
Bijdragen: Rugers, S. (aannemer, Arnhem) -uitvoering-,
Adres: Croesestraat 79, Utrecht;
Archiefgegevens: Nationaal Archief/Afdeling Kaarten en tekeningen, 4.RGD, inv.nr. 2156, 1324;Het
Bijzonderheden:

Het Organisch Chemisch Laboratorium was tot 1938 gevestigd aan de Catharijnesingel 59. Sinds 1930 bestond het plan om een nieuw laboratorium te bouwen op het terrein aan de Croeselaan, waar ook andere laboratoria waren. Het Tandheelkundig Instituut, het Physiologisch Laboratorium en het Pharmacologisch Laboratorium waren al gereed. Bremer stuurde aan de secretaris van de Curatoren van de Universiteit in 1932 een situatietekening van het terrein. De tekeningen van het laboratorium lagen toen al bij de Rijksgebouwendienst klaar (opdracht nr. 179). In hetzelfde jaar werd besloten tot de bouw van het Physiologisch Chemisch Laboratorium als uitbreiding van het bestaande Physiologisch Laboratorium (particulier arch. A.A. Kok). Dat project kreeg voorrang en het ontwerp van het Organisch Chemisch Laboratorium werd goedkoper gemaakt door af te zien van de bouw van de vleugel bestemd voor de Propaedeutische Scheikunde. In 1933 lagen de nieuwe tekeningen klaar. De aanbesteding vond plaats op 13 oktober 1934. De werkzaamheden duurden van november 1934 tot voorjaar 1938. Het project werd geraamd op ƒ 370.00, maar de kosten liepen op tot ƒ 450.000. De bouwkundig ambtenaren H. van Buuren en H. van Foreest hielden toezicht op de werkzaamheden. Een derde ambtenaar, J. van Dijk, overleed bij een ongeval aan het werk. Het gebouw is eind vorige eeuw afgebroken.De plattegrond omvatte drie ongelijke vleugels die elkaar kruisden. Vanuit de Croesestraat kwam men naar de centrale ingang die in het centrum was geplaatst. In de eerste vleugel, loodrecht op de Croesestraat, bevond zich de aula en in de andere vleugels waren op de begane grond twee grote collegezalen. Het complex bestond uit een drie verdiepingen hoog bouwdeel, het middelste bouwdeel dat twee verdiepingen hoog was en het gedeelte met collegezalen en laboratoria. De laboratoria waren rond de collegezalen gegroepeerd. Het gebouw had vrij brede vensters en bij de aula smalle, hoge vensters. Het complex had geen plat dak, zoals gewoonlijk was bij laboratoria, maar schilddaken, enkele met een verhoging in de top voor extra licht.Het laatste ontwerp voor het laboratorium vertoont verrassende gelijkenissen met Italiaanse voorbeelden van die tijd. De plattegrond lijkt op bijzondere wijze op de plattegrond van het Convitto Biellese te Biella (1932-1936) van G. Pagano (1896-1944). Bovendien vertoont de noordelijke gevel een verrassende gelijkenis met de voorgevel van het paviljoen van de 'Industrie minerarie e ceramiche', bij de Internationale Tentoonstelling te Turijn (1928) van dezelfde Pagano. Er zijn tot nu toe geen bewijzen van contacten tussen Bremer en Pagano, maar toch is er duidelijk invloed geweest vanuit de Italiaanse architectuur van die tijd op het ontwerp.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...