Naam: Wilhelminabrug Maastricht (ontwerp G.C. Bremer)
Type: bruggen;
Opdrachtgever: Ministerie van Waterstaat
Uitgevoerd: ja
Bestaand: nee
Architecten: Bremer, G.C. (Rijksgebouwendienst), 1929, 1932; Emmen, J.. (Rijksgebouwendienst), 1929, 1932, betonconstructie-; König, A.A.H.W. (Ministerie Waterstaat), 1930, 1932, bouwkundig toezicht-; Voker, F., 1930, 1932, bouwkundig toezicht-; Egelie, C. F, 1930, 1932, bouwkundig toezicht-; Hoepen, A. van, 1930, 1932, dagelijkse leiding-; onbekend, 1957, 1960, herbouw-;
Bijdragen: onbekend -uitvoering-, Eijnde, H.A. van den -beeldhouwwerk-, Hollandsche Beton Maatschappij (Den Haag) -uitvoering-, Werkspoor (Amsterdam) -uitvoering-, Fèvre & Cie (Parijs) -natuursteen-, N.V. Den Breeijen van den Bout -ijzeren brugconstructies-, N.V.Koninklijke Nederlandsche Machinefabriek v.h.H -herbouw-,
Adres: , Maastricht;
Archiefgegevens: Gemeentearchief Maastricht/Gemeentelijk Secretarie inv.nr. 1.811.112.1;Rijksarch
Bijzonderheden:

De brug, die 200 meter stroomafwaarts van de Oude Maasbrug (later Sint-Servaasbrug), in het verlengde van de huidige Wilhelminasingel was gelegen, was bedoeld voor gewoon verkeer over de Maas naar de stad Maastricht. Zij maakte deel uit van een omvangrijk project om het scheeps- en autoverkeer tussen de twee oevers te verbeteren. In april 1920 werd met dat doel een commissie aangesteld die zich om de verschillende ingediende projecten zou bekommeren.
Jarenlang sleepte de kwestie zich voort. Rijkswaterstaat was vóór de afbraak van de Oude Brug en de bouw van een moderne ijzeren brug ter plaatse. Daarentegen presenteerde de Commissie voor de Monumentenzorg in 1925 een rapport waarin 'de mogelijkheid van een oplossing, die het oude monument zoo goed als ongeschonden laat [...] en op waardige wijze het oude verbindt aan het nieuwe' als wenselijk werd beschouwd. De Gemeenteraad van Maastricht deelde de opvatting van Rijkswaterstaat dat de oude Maasbrug moest worden afgebroken. Onder invloed van de storm van protest die toen opstak, gaf vervolgens De la Haye, de minister van Waterstaat, de ingenieurs Klink (ook belast met de aanleg van het Julianakanaal) en W.A. van Konijnenburg opdracht tot een nadere studie. Dezen concludeerden dat het mogelijk was de Oude Brug te herstellen en tegelijk een nieuwe brug te bouwen in het verlengde van de Wilhelminasingel naar de Markt. De Kamer van Koophandel was het niet eens met de locatie van de nieuwe brug en gaf de architect W.J. Sandhövel de opdracht een onderzoek te doen naar een andere locatie. Sandhövel vond de Markt niet geschikt voor zwaar verkeer en stelde een alternatief voor, dat echter niet werd uitgevoerd.
Het plan was een belangrijke opdracht en in het Bouwkundig Weekblad werd voor een nationale prijsvraag gepleit. Verrassend genoeg werd op 8 april 1929 via een uitzonderlijke procedure Bremer als hoofd van de Rijksgebouwendienst belast met het ontwikkelen en het uitvoeren van het project, volgens de auteurs van het boek De Rijksbouwmeesters samen met hoofdconstructeur van de Rijksgebouwendienst, J. Emmen (1889-1965). Het ontwerp moest bij de historische locatie passen en aan bepaalde technische eisen voldoen. Bremer tekende een moderne brug met een monumentale vorm, in de stijl van de naastliggende Oude brug. Aan de stadszijde plande hij een café-restaurant met terras, 'Paviljoen Wilhelminabrug' genoemd, dat nooit werd gerealiseerd. In een zeldzame gesigneerde tekening van Bremer, gedateerd oktober 1929, zien wij hoe in eerste instantie het laatste brugdeel aan de Wycker kant door een ijzeren boogbrug over de vaargeul werd gevormd. Dat ontwerp werd sterk bekritiseerd, onder andere door de Limburgse architect F.P.J. Peutz (1896-1974). Na advies van de plaatselijke Schoonheidscommissie (arch. Jos Cuypers, R. Graafland, arch. Klijnen, Kallen en wethouder Kersten) werd de boogbrug door een plaatijzeren brugdeel vervangen, de bogen kregen een sterkere ronding en de hoogoplopende toegangstorens werden vereenvoudigd.
Op 21 februari 1930 tekenden de Rijksgebouwendienst en de gemeente Maastricht een overeenkomst om een brug over de Maas te bouwen en de bestaande brug te restaureren (Maasbruggencontract). De werkzaamheden begonnen op 16 mei 1930 en verliepen niet zonder problemen. Bremer werd beschuldigd van corruptie omdat hij de natuurstenen voor de bekleding van de brug - 2800 kubieke meters - in eerste instantie bij een Nederlandse firma had besteld, maar later bij een Franse stenenhandelaar had ingekocht. Er wordt beweerd dat de vertegenwoordiger van de Franse stenenhandel een buurman van Bremer was, namelijk de vroegere rijksbouwmeester H.Th. Teeuwisse (1880-1960). Feitelijk was Teeuwisse al sinds 1926 niet meer de buurman van Bremer in Wassenaar. De zorg voor degelijk en esthetisch verantwoord bouwmateriaal, die als een rode lijn door Bremers hele leven loopt, was waarschijnlijk de reden van de verandering van leverancier en bijgevolg van de beschuldiging die, zoals Bremer zelf aan zijn chef, Van Lynden, schreef, alleen een 'insinuatie' was. Op 18 april 1932 werd de brug feestelijk geopend en het incident was kennelijk vergeten. Bremer kreeg zelfs een oorkonde voor zijn werkzaamheden. Op 22 maart 1932 besloot de Gemeenteraad tot een nieuwe naam voor de brug, die 'Wilhelminabrug' werd genoemd, als verlenging van de Wilhelminasingel. Naderhand werd het bruggenhoofd versierd met as-reliëfs van de Maastrichtse beeldhouwer H.A. van den bEijnde (1869-1939), die enkele belangrijke momenten uit de historie van de stad weergeven: de intocht van de Romeinen over de Maas, de intocht van Sint Servaas, de inval van de Noormannen, Hendrik I, Hertog van Brabant, geeft toestemming de stadswallen te versterken (1229); de ondertekening van de Alde Caerte (1284) en de intocht van Koning Willem in 1815.
Het Bouwkundig Weekblad Architectura publiceerde, toen de werkzaamheden aan de brug waren beëindigd, op 27 juli 1932 de bouwtekeningen van de brug en het paviljoen met verschillende foto's die tijdens de bouw waren genomen. In het bijbehorende artikel werd de naam van Bremer, als ontwerper van de brug, nadrukkelijk twee keer herhaald. Bremer zorgde meestal voor een dergelijke geschreven getuigenis van zijn auteurschap.
Op 10 mei 1940 werd de brug door de Nederlanders opgeblazen om de intocht van de Duitse troepen te bemoeilijken. Later bliezen de Duitsers de brug in 1944 nogmaals op. Direct na de oorlog werd de brug provisorisch hersteld.
De nieuwe brug werd na veel discussies door Rijkswaterstaat tussen 1957 en 1960 ontworpen. In 1959 werden de gebeeldhouwde reliefs van Van den Eijnde verwijderd en opgeslagen bij Openbare Werken Maastricht. In 2002 waren er plannen tot afbraak en bouw van een andere brug.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...