Naam: | Tweede Kamer der Staten-Generaal Buitenhof, Spuistraat Den Haag (ontwerp verbouwing Bremer en Prent) |
Type: | bestuursgebouwen; |
Opdrachtgever: | Ministerie van Waterstaat |
Uitgevoerd: | nee |
Architecten: | Bremer, G.C. (Landsgebouwen Tweede District), 1920, verbouwing en uitbreiding (niet uitgevoerd)-; Prent, J.R. (Landsgebouwen Tweede District), 1920, verbouwing en uitbreiding (niet uitgevoerd)-; |
Adres: | Buitenhof, Den Haag; Spuistraat, Den Haag; |
Archiefgegevens: | Nationaal Archief/Afdeling Kaarten en tekeningen, 4.RGD inv.nr. 467, 471;NAi/BRE |
Prijsvraag: |
Prijsvraag voor de Verbouwing en uitbreiding van het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
|
In 1920 schreef de minister van Waterstaat een besloten prijsvraag uit voor de verbouwing en uitbreiding van de Tweede Kamer der Staten Generaal te Den Haag. Onder de architecten die uitgenodigd werden, waren K.P.C. de Bazel, H.P. Berlage, Ed. Cuypers, J. Limburg, J. Stuyt en D.E.C. Knuttel. Deze laatste deed mee met een ontwerp dat door Bremer en J.R. Prent (1881-1952) was gemaakt. Dit ontwerp werd met lof tot het meest eigentijdse uitgeroepen, maar werd, onder meer wegens de hoge kosten, nooit uitgevoerd. Prent werd in 1920, mede als waardering voor de belangrijke medewerking aan dit project, tot rijksarchitect bevorderd.
Bremer trachtte de bijzondere betekenis van het gebouw tot uiting te brengen. De kolossale hoofdingang was in lijn met het Spui gepland en zou worden beheerst door een zware toren. Deze herinnerde sterk aan het (niet uitgevoerde) ontwerp van E. Saarinen (1873-1950) voor het parlement van Finland van 1906. De gevel sloot daarentegen met drie bouwlagen aan op het bestaande historische complex van het Buitenhof.
Bij het tekenen van de plattegrond werd de historische kern van het oude gebouw behouden. De bezoeker bereikte bij de ingang aan het Spui via een ruime vestibule een kolossale hal, die door zes pijlers van de toren werd omsloten. Er werd bewust gebruik gemaakt van opvolgingen van ruimtes om diepe indruk op de bezoeker te maken en hem langzaam tot de climax van de voornaamste ruimte te brengen. De architecten volgden daarbij de Academische regels: volstrekte symmetrie ten opzichte van de hoofd- of middenas en een regelmatige binnenordonnantie. Bij de plattegrond werd de voorkeur gegeven aan de rechthoek boven het vierkant, maar er werden op spectaculaire wijze ook de ongewone vormen als het ovaal en de zeshoek ingelast. De gevels gaven een afspiegeling van de functie van de verschillende ruimtes.
In 1921 werd op het Binnenhof in Den Haag een tentoonstelling van de ontwerpen georganiseerd, waar de namen Bremer en Prent bekend werden. Het plan werd later gepresenteerd op de 'Bouwkunst-tentoonstelling 1893-1923' te Amsterdam.