Naam: R.K. Basiliek H. Servatius Keizer Karelplein Maastricht
Type: kerken;
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: onbekend; Cuypers, P.J.H., 1858, 1908, restauratie-;
Bijdragen: Cuypers, P.J.H. (Cuypers &, amp, Co. ) -decoratie-,
Adres: Keizer Karelplein 6, 6211 TC, Maastricht;
Archiefgegevens: NAi/CUBA t14.1-t14.12, g14, ph14.1-ph14.9, d14 (tekeningen, foto's en documentat
Bijzonderheden:

De restauratie van de Sint-Servaaskerk in Maastricht door Pierre Cuypers vond plaats tussen 1858 en 1908. De eerste restauratiewerkzaamheden door de jonge Cuypers hadden betrekking op het interieur dat in 1858 en de jaren daarna gepolychromeerd werd. Cuypers verwijderde het 'eentonige pleisterwerk' en ontdekte daarbij de 'allerfraaiste versieringen en schilderingen' uit de Middeleeuwen. Hij paste vervolgens een polychromie toe, waarbij de kleuren op een pleisterlaag werden aangebracht. De ontdekte schilderingen werden op de voor die tijd gebruikelijke wijze grotendeels vernieuwd en overgeschilderd. In samenwerking met de firma Cuypers & Co. werd de kerk gedecoreerd met slingerende bladmotieven, heiligen taferelen, zigzagpatronen en schijnvoegen in kleuren als rood, blauw, oranje, geel en wit. De schilderingen vertonen zowel Franse als Byzantijnse invloeden. De firma Cuypers & Co. leverde eveneens beeldhouwwerk, ijzerwerk, glas-in-lood, vloeren, kerkinterieur en -meubelen. De versieringen in het interieur zorgen voor samenhang en verbonden de ruimte met haar romaanse en gotische invloeden tot een eenheid. Door gebrek aan onderhoud voelde Cuypers zich in 1886-1887 genoodzaakt de oude schilderingen te herstellen en aan te vullen. Het kleurenschema was totaal anders en er werd meer wit en grijs gebruikt. De belangrijkste bron voor de schilderingen in het koor en het schip waren uitgaven van Viollet-le-Duc, waarvan Cuypers de motieven kopieerde en inkleurde en zo rechtstreeks in de kerk toepaste. In 1899 waren de schilderingen in de zijbeuken voltooid. Ook het exterieur van de Sint-Servaaskerk werd in iets meer dan 25 jaren grondig aangepast. Tussen 1870 en 1874 werden de daken geheel vernieuwd, met uitzondering van de torens op de westbouw. In 1875 herstelde men de absis, het jaar erna volgden de daken van de kruisgang, in 1877 de oostelijke torens en in de jaren tot 1881 het zuidtransept en aanbouwen. Het vervangen van de bekleding van de zuidwestelijke toren begon in 1887 en tussen 1888 en 1890 werd de achtiende-eeuwse bekroning van de torengroep van Etienne Fayen gesloopt en vervangen door nieuwe torens. Na uitvoerige bestudering van oude afbeeldingen en munten kwam Cuypers uit bij het idee voor een drietorengroep. Hij maakte twee ontwerpen. Het eerste handhaafde een groot deel van de houtconstructie van de oude toren en was daardoor goedkoop. Het tweede ontwerp was bedoeld om in overeenstemming met een prent uit 1580 te werken en de middenspits geheel nieuw uit te voeren. Hoewel het tweede plan duurder was, besloot het kerkbestuur toch hiervoor te kiezen en in 1888 begon men met de bouw. In 1890 was het middendeel van de westgevel aan de beurt, en in 1891-1892 werd de keizerzaal gerestaureerd. Tussen 1897 en 1900 werkte men aan de noordelijke toren van de westbouw en een deel van de zuidelijke toren en in 1901 aan de steunbogen aan de westzijde. In de periode 1893-1895 reconstrueerde men het noordportaal en tussen 1890 en 1901 werd de aansluitende gang gerestaureerd. Ook het interieur werd onder handen genomen gedurende deze periode. Tussen 1881 en 1883 werden de twee cryptes herbouwd en tussen 1882-1887 werd het Bergportaal gerestaureerd en gepolychromeerd. In 1884 werd de lichtbeuk hersteld en in 1896 vernieuwde men de ramen van het middenschip. In 1898-1899 werden het schip en de zijbeuken vernieuwd. Bekend is dat de middentoren in 1889 werd gerestaureerd en de kapittelzaal tussen 1892 en 1894. De waardering voor Cuypers' werk is snel afgenomen. Met name op de polychromie kwam al spoedig veel kritiek. De kleuren waren te hard en van een schreeuwende bontheid en de schilderingen 'allerslapst', men was van mening dat de middeleeuwse religieuze cultuur was besmeurd met banaal 'huisschilderwerk' en het gebruik van sjablonen werd verafschuwd. Aan het einde van de jaren dertig werd ook het exterieur ter discussie gesteld, in het bijzonder de westtorens. In eerste instantie wilde men ze behouden ten behoeve van de esthetische silhouetwaarde, maar na de torenbrand van 9 september 1955 was er geen enkele waardering meer voor de toren en werd besloten hem niet meer te herbouwen. Het torenrestant bleef een bron van ergernis tot de ingrijpende restauratie door Van Hoogevest-Satijn van 1981 tot 1992. Bij deze restauratie verdween eveneens de polychromie, waarmee Maastricht een fraai voorbeeld van negentiende-eeuwse historiserende kerkrestauratie verloor.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...