Naam: Stadhuis Amsterdam (ontwerp Valk)
Type: stadhuizen;
Uitgevoerd: nee
Architecten: Valk, H.W., 1936, 1952;
Bijdragen: Tillard, J. van de -uitvoering interieurtekeningen-,
Adres: Waterlooplein, Amsterdam; Frederiksplein, Amsterdam;
Archiefgegevens: PAGV/ongesorteerd, dossier Raadhuis Amsterdam;RANB-collectie Valk/199-4.1.1, 322
Prijsvraag: Prijsvraag raadhuis Amsterdam
Motto: NU
Bijzonderheden:

Valk was ??n van de circa tweehonderd deelnemers aan de prijsvraag voor het nieuwe Raadhuis van Amsterdam. Hij behoorde niet tot de genomineerde deelnemers, maar was er zelf vast van overtuigd dat hij een de stad Amsterdam waardig gemeentehuis had ontworpen. Valk beschouwde het als zijn missie om een stadhuis te ontwerpen dat symbool zou staan voor de voornaamheid van de stad Amsterdam. Voor Valk bood deze prijsvraag voor het nieuwe stadhuis van Amsterdam een unieke kans. Aan het einde van de jaren dertig was de opdrachtenportefeuille van het kantoor Valk niet overdadig gevuld. De financi?le situatie was niet bijzonder gunstig. Valk zag deze prijsvraag als een mogelijkheid om landelijke bekendheid te krijgen. Valk leverde zijn inzending in op 6 augustus 1937. De inzending werd aangeduid met nummer 70, en Valk gaf zijn ontwerp het motto NU mee. In november 1938 werd de uitslag bekend gemaakt. G??n van de inzendingen kwam in aanmerking voor een prijs. Het college van Amsterdam besloot een viertal inzenders te selecteren om, in 'besloten prijsvraag', hun ontwerpen verder uit te werken. In 1939 zouden deze architecten zich opnieuw met elkaar mogen meten. Het ontwerp van Valk behoorde dus niet tot de geselecteerde inzendingen en kreeg zelfs geen eervolle vermelding. Verondersteld mag worden, dat de belangrijkste reden voor de jury om het ontwerp van Valk naast zich neer te leggen was, dat in het ontwerp van het grondplan de burgerzaal de rooilijn overschreed. Hendrik Valk voelde zich niet begrepen: 'Het Raadhuis zou het voornaamste en opperste gebouw van de gemeenschap moeten zijn'. Naar zijn oordeel was hij binnen de ruimte van de voorschriften gebleven en gaf zijn oplossing juist een extra dimensie aan het gebouw. Valks plattegrond voor het raadhuis uit 1937 is kruisvormig. Op het snijpunt van de assen staat een hoge markante toren. De zijarmen van het kruis eindigen in een T-vorm, waarvan de 'dwarsbeuk' zich uitstrekt in zuidelijke en noordelijke richting. Deze bouwelementen liggen parallel aan de hoofdas en omsluiten als het ware de aan de zuidzijde gelegen raadszaal. De hoofdas van het gebouw wordt gevormd door een majestueuze hal onder de vieringtoren en de brede verbindingsgangen tussen de burgerzaal en de raadszaal. De afstand tussen deze twee belangrijke onderdelen van het representatieve gedeelte bedraagt ca. 100 meter. De verschillende onderdelen van het gebouwencomplex hebben afwijkende hoogten. De bouwelementen van de Oost-West as zijn samengesteld uit acht bouwlagen met een attiek en een zolderverdieping. Dit in tegenstelling tot de elementen van de hoofdas, die bestaan uit vier bouwlagen met een attiek en een zolderverdieping. Opmerkelijk is de inrichting van het grondplan. De bouwelementen staan niet gegroepeerd rondom een carr? maar vormen een aan alle zijden naar buiten gerichte open structuur. Dit in tegenstelling tot de genomineerde ontwerpen van de architectencombinaties Berghoef - Vegter en Duintjer - Komter, die in beide gevallen, met hun plattegrond in carr?vorm, volgens Valk het karakter hadden van een naar binnen gericht bestuurlijk bolwerk. De compositie met de afwisselende hoogten van de bouwelementen in combinatie met de toren op het kruispunt van de assen, geeft aan het gebouw een sterke verticaliteit. De uitvoering, afwerking en decoratie van interieur en exterieur waren nog niet uitgewerkt in dit ontwerp. Maar Valk had daarover vanzelfsprekend zijn eigen visie. In zijn opvattingen over de constructieve uitvoering was Valk duidelijk. Het gebouw zou moeten worden uitgevoerd in betonskeletbouw, voorzien van een baksteen mantel. Van de betonconstructie aan de buitenzijde zouden de verticale ribben worden opgenomen in de baksteenbekleding als decoratieve elementen. De beklede ribben zouden de verticaliteit van het gebouw versterken. In het interieur zou de betonconstructie voor het grootste deel in het zicht blijven, maar afgewerkt met pleisterwerk of schilderwerk en van decoraties voorzien. In de interieurontwerpen van Valk zijn de betonconstructies fors gedimensioneerd. De constructieve functie van het skelet werd dienstbaar gemaakt aan een decoratief effect. Het was de bedoeling deze effecten nog te benadrukken door het aanbrengen van geschilderde versieringen en wandschilderingen. De manier waarop Valk de losse elementen tot ??n bouwmassa samenvoegde, is origineel te noemen. Bij het uitwerken van zijn interieurontwerpen voor het raadhuis maakte Valk gebruik van grote aquareltekeningen, om zijn idee?n over de aankleding van het openbare gedeelte van het raadhuis duidelijk te maken. 'Het ontwerp voorziet', schreef Valk, 'in vriendelijke en opgewekte, frisse werkvertrekken met hoog tot de zoldering gaande vensters, van niet te groot oppervlak', bij voorkeur in de lengte-as van de ruimte en op regelmatige afstanden geplaatst. In de grote zalen zijn de vensters door hem bij voorkeur aan weerszijden geplaatst. Hij refereerde hierbij aan de manier waarop Jacob van Campen dat had gedaan in de burgerzaal op de Dam. Valk vond het gebruik van horizontale lichttoetreding minderwaardig, en dus onaanvaardbaar voor een stadhuis. Hij wees ook het toepassen van grote binnenhoven af. Hij vond dat wel geschikt voor kloosters, naar binnen gericht. 'Bij een raadhuis brengt het een arbeidsvreugde benemende beknelling te weeg en belemmert het de algemeene openbaarheid', zo stelde Valk. Op 5 maart 1939 verscheen een artikel van Jan Engelman in de zondageditie van het dagblad De Tijd. Het artikel besteedde uitgebreid aandacht aan de inzendingen van de prijsvraag voor het Amsterdamse raadhuis. Engelman betreurde het dat de gemeente nog een dergelijke lange weg had te gaan nu was gebleken dat er uit de rangen van de Nederlandse architecten feitelijk geen bouwmeester was opgestaan die met kop en schouders boven de anderen uitstak. Een uitzondering maakte hij echter voor Valk. 'Vooral het plan van H.W. Valk', schreef Engelman, 'valt op door de levendigheid van de silhouet en de overzichtelijkheid van het grondplan. Vanaf de Utrechtsestraat zou het een levendige dieptewerking opleveren en door de middentoren een spectaculair perspectief'. De openheid die hierdoor ontstond zou de bouwmassa's niet schuil laten gaan achter een frontmassa, zoals in de bekroonde ontwerpen. Valk had het voor elkaar gekregen dat er bijzondere aandacht aan zijn ontwerp werd besteed en dat een artikel over dit onderwerp verscheen op dezelfde pagina waar ook de ontwerpen van de winnaars werden behandeld. In een brief van 27 maart 1939 aan Jan Engelman vertelde Valk, dat hij in de tussentijd was begonnen met het samenstellen van een maquette die zijn verwachtingen, gewekt door de eerder gemaakte perspectieftekeningen, verre overtrof. Op dezelfde dag schreef hij ook een brief naar de Amsterdamse wethouder Kropman. Valk raakte zo overtuigd van de importantie van zijn ontwerp, nu de maquette vorm kreeg, dat hij Kropman verzocht te bewerkstelligen dat hij de maquette aan de Gemeenteraad van Amsterdam zou mogen laten zien. Hij was er stellig van overtuigd dat bij het zien van de maquette iedereen zich voor zijn plan gewonnen zou geven. Op 28 maart 1939 schreef de wethouder Kropman dat hij niet aan het verzoek van Valk kon voldoen. Het college had haar standpunt bepaald. Wel beloofde hij in de komende vergadering van het college de aandacht op het werk van Valk te vestigen, de beslissing was immers nog niet genomen. Op maandagmiddag 15 mei 1939 presenteerde H.W. Valk zijn raadhuisplannen aan een groot aantal genodigden in de Marmerzaal van Hotel Am?ricain in Amsterdam. De inleiding werd gehouden door Jan Engelman, als voorzitter van het Initiatief Comit? Amsterdam dat zich voor de idee?n van Valk was gaan inzetten. Enkele dagen later, op 22 mei 1939, was het nieuwe raadhuis agendapunt in de Raadsvergadering. Er gingen stemmen op om de rooilijn aan te passen en het bouwterrein aan het Frederiksplein uit te breiden tot aan de Amstel. Men moest ook meer diensten in de nieuwbouw kunnen onderbrengen. Daarnaast viel de wens te beluisteren om naast de beide uitverkoren architectencombinaties, andere bouwmeesters aan een nieuwe beperkte prijsvraag deel te laten nemen. Het gevolg van deze berichten was dat bij Valk de hoop op gunstige afloop herleefde. Op 10 juni 1939 kreeg hij echter bericht dat zijn ontwerpen, ingezonden voor de openbare prijsvraag voor het nieuwe stadhuis van Amsterdam, via het correspondentieadres in Nijmegen, aan hem zouden worden geretourneerd. Het weerhield hem er niet van door te gaan. In de eerste weken van 1940 stuurde Valk een brochure over zijn stadhuisplan naar allerlei instanties. Hij beschreef in de brochure tot in de kleinste onderdelen de ruimten voor representatie en ontvangsten. Hij verantwoordde zich in de tekst voor de monumentale benadering van het object en benadrukte de taak waarvoor hij zich gesteld zag. Het kantoor Valk had aan het begin van het jaar 1941 geen uitgebreide opdrachten in portefeuille. De eerste tekenen van schaarste aan bouwmaterialen werden merkbaar. Anderzijds leende zich de wat rustige tijd op het kantoor er uitstekend voor om over de stadhuisplannen na te denken en Valk bleef onvermoeibaar doorgaan met het verder uitwerken van zijn ontwerpen. In juni 1941 deed H.W. Valk nog een poging om een afspraak te arrangeren met de Wethouder van Kunstzaken. De Regeringscommissaris voor Amsterdam liet hem echter weten het niet gewenst te achten dat Valk zijn plannen nader toelichtte. In de Telegraaf van woensdag 28 oktober 1941 verscheen een mededeling dat Berghoef - Vegter en Komter - Duintjer, de twee architectencombinaties die uiteindelijk hun plannen voor het nieuwe stadhuis mochten uitwerken, deze hadden afgerond. De ontwerpen zouden z??r binnenkort bij het Gemeentebestuur worden ingediend. Zoals we nu weten had de Gemeenteraad van Amsterdam de uitgewerkte plannen wel in ontvangst genomen, maar zouden ze niet tot uitvoering leiden. Na de oorlog zou de locatie ter discussie komen en zou Valk de competitie weer aangaan. In een brief aan prof W. Vogelsang, van augustus 1943, schreef Valk zich te hebben losgemaakt van het oorspronkelijke bouwterrein en zich te richten op het scheppen van een 'Nederlandsch Cultureel groot stadscentrum' met een indrukwekkend silhouet, en in de jaren daarna groeide zijn stadhuisplan uit tot een 'Nederlands Volkspaleis', met als locatie het Waterlooplein. In juni 1948 nam hij contact op met de burgemeester van 's-Hertogenbosch, Mr. Loeff, met het verzoek voor hem een afspraak te arrangeren met de Amsterdamse burgemeester A.J. d'Ailly. De bijeenkomst met de burgemeester van Amsterdam, op 6 juli 1948, was naar het oordeel van Valk zeer geslaagd. In oktober 1950 ondernam hij nogmaals een poging. Valk benaderde toen de hoofdredacteur van het dagblad De Tijd, Mr. J. Derksen, en wees hem op het conflict over de terreinkeuze en de oplossingen die hij daarvoor had ontwikkeld. De gelegenheid van zijn 65e verjaardag greep Valk nu aan om op een wel zeer innovatieve wijze de publiciteit te zoeken. Op 7 januari 1952 verscheen er een artikel in De Tijd waarin stond vermeld dat architect Valk zijn plannen voor een nieuwe stadhuis op het Waterlooplein aan het gemeentebestuur van Amsterdam zou aanbieden. In de daarop volgende dagen tijd verschenen een twintigtal dag- en weekbladen met uitgebreide positieve commentaren over 'Het Plan Valk'. De Bond van Nederlandse Architecten, waar H.W. Valk sinds de jaren dertig al geen lid meer van was, was bijzonder ge?rriteerd door dit optreden van Valk. In de loop van 1954 werd een voorstel voor de keuze van het Waterlooplein als plaats voor het stadhuis opnieuw aan de Gemeenteraad voorgelegd. Het spreekt voor zich dat Valk na het bekend worden van de politieke actualiteit van de stadhuiskwestie zich niet stilhield. Zijn vriend en medestander Mr. T.F. van Aernsbergen nam de moeite om bij de wethouder van Publieke Werken, Van 't Hull, nog eens aandacht te vragen voor de plannen van H.W. Valk en te wijzen op het oorspronkelijke idee van Valk voor de keuze van het Waterlooplein als beste locatie. In zijn antwoord van 21 maart 1955 wees de wethouder echter op het feit dat Valk indertijd had meegedaan aan de openbare prijsvraag en dat het door hem ingezonden ontwerp niet zodanige kwaliteiten bevatte dat de jury het noodzakelijk oordeelde in haar rapport het ontwerp te bespreken. In mei 1954 mei deed Van Aernsbergen, geholpen door zijn vriend Kropman, nog een aantal pogingen om de maquette van Valk tentoon te stellen in een etalage van een antiekzaak aan de N.Z.Voorburgwal 350. Met zijn bekende vrijmoedigheid richtte Valk zich op 27 juni 1955 nog eens rechtstreeks tot een van de leden van de Bouwcommissie Nieuw Stadhuis. Een antwoord op zijn brief is niet voorhanden, maar men mag aannemen dat zo er een reactie was, de inhoud daarvan Valk geen nieuwe perspectieven heeft geboden. Op 29 februari 1956, toen de gemeenteraad van Amsterdam besloot om aan de winnaars van de eerste prijsvraag, de architecten Berghoef en Vegter, de opdracht te verstrekken om een schetsontwerp te maken voor het nieuwe raadhuis aan de Amstel, moest Valk alle hoop laten varen. Alle inspanningen die hij zich getroostte in creatieve en materi?le zin hadden niet gebracht wat hij ambieerde. Hij had gezocht naar erkenning als groot bouwmeester. Het Amsterdamse raadhuisproject was vanaf 1937 van grote invloed op de bestaansgeschiedenis van het kantoor Valk. Valk zei zelf dat hij er veel van had geleerd en dat het hem de gelegenheid had gegeven zich verder te ontplooien. De architect hield zich in de jaren die volgden goed op de hoogte en bleef nog zeer betrokken bij de verdere ontwikkelingen in Amsterdam. Werken aan zijn geesteskind en pogen om opnieuw in de publiciteit te komen deed hij echter niet meer. De grote interieurtekeningen die Valk gebruikte bij zijn presentaties werden in de meeste gevallen geaquarelleerd door de kunstschilder Jan van de Tillard (1903-2002).

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...