Het betreft hier een dubbele opdracht onder toezicht van de Rijkscommissie. De opdracht werd verstrekt door pastoor Vermunt uit Ulvenhout en pastoor P.J. Riemslag uit Teteringen. In 1918 was door de architect G. de Hoog, voormalig onderdirecteur van de Rijksdienst, een voorstel voor restauratie gemaakt. Op basis van deze ontwerpvoorstellen maakte Valk een nieuw restauratieplan. De restauratie omvatte de ontgraving van de fundering en het herstel en verzwaring van het metselwerk, waar nodig. De steunberen aan de westelijke gevel werden aan de voet verzwaard. De vensters werden verwijderd en vergroot tot spitsboogvensters met midden-vensterstijl in geprofileerde baksteen. Voor de uitvoering van de werkzaamheden boden zich vrijwillig enkele vaklieden aan. Op advies van de Rijksdienst zou het torentje worden gedekt met leien (Angres fum?) en de vloer in de kapel worden gelegd met Solnhofer tegels.