Naam: St. Augustinusklooster (Broederhuis van de Broeders van Maastricht)
Type: kloosters;
Opdrachtgever: Congregatie Broeders Maria Onbevlekte Ontvangenis
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Tholens, K.P., 1931, 1933; onbekend (Tholens & Van Steenhardt Carr?), 1952, verbouwing en uitbreiding-; onbekend (Tholens & Van Steenhardt Carr?), 1966, uitbreiding bijkeuken-;
Bijdragen: Mes, J. -wandschilderingen en glas-in-lood-, Witteman, N. -kruisweg-,
Adres: Postjesweg 124, 1057 EH, Amsterdam;
Archiefgegevens: SAA/10063: 183-192;SAA/10063: 209-211
Bijzonderheden:

Het Broederhuis maakt deel uit van een groots opgezet rooms-katholieke complex aan weerzijden van de Postjesweg, dat oorspronkelijk bestond uit de Augustinuskerk met pastorie, twee scholen en het broederhuis. Een jeugdhuis kon door geldgebrek niet gerealiseerd worden. Wel werd later aan dit ensemble een complex ouderenwoningen toegevoegd naar ontwerp van architect Lau Peters, die lid was van het kerkbestuur van de Augustinuskerk. De vergunning voor de bouw van het broederhuis werd verleend op 7 juli 1932. Het broederhuis heeft een U-vormige plattegrond van het corridortype, gebruikelijk voor kloosters en scholen, en ligt met de voorgevel langs de Postjesweg. De open zijde van de binnenhof, die grenst aan het achterliggende scholencomplex tussen Orteliusstraat en Orteliuskade, wordt door een muur afgesloten. In de voorvleugel zijn alle vertrekken aan weerszijden van een middengang gegroepeerd, in de achtervleugels bevindt de gang zich achter de straatgevels. De trappenhuizen bevinden zich in de hoeken. De drie vleugels bestaan uit twee bouwlagen met een flauw hellende kap. De kapel is direct achter de hoofdvleugel geplaatst en enkele meters hoger opgetrokken, zodat deze ook vanaf de straat zichtbaar is. Een met koper beklede dakruiter bekroont het dak van de kapel en vormt een subtiel, verticaal accent. De begane grond is hoger opgetrokken dan de verdieping en heeft kruisvensters in de voorgevel en binnenplaatsgevels en hooggeplaatste drielichtvensters (kloosterlingen) in de zijgevels aan Orteliusstraat en Orteliuskade. Lancetramen bezet met glas-in-loodpanelen verlichten de kapel. De hoofdingang tot het broederhuis bevindt zich in het midden van de voorgevel. In- en exterieur van het gebouw kenmerken zich door een uiterst sobere architectonische vormgeving. Slechts de drie portalen in de voor- en zijgevels, met decoratief gemetselde penanten, natuurstenen hoofdgestellen en bovenlichten met siersmeedwerk, vormen, decoratieve accenten in de gevels. De kleuren van de toegepaste bouwmaterialen zijn zorgvuldig op elkaar afgestemd en vormen een harmonieus geheel. Boven de plint van cr?mekleurig Beiers graniet zijn de buitenmuren gemetseld in eerste soort geel hardgrauw bakstenen. Op de daken liggen eerste soort rode verbeterde Hollandse pannen. Het interieur van het complex is uiterst sober behandeld en witgepleisterde wanden beheersen nagenoeg overal het beeld. Op de vloeren van de gangen zorgen okerkleurige porfiertegels met rode banen echter voor een kleurig accent. De kapel is de meest verzorgde ruimte in het klooster en vormt een bescheiden hoogtepunt in het oeuvre van Tholens door de geslaagde verhoudingen en de harmonieuze kleurstelling. Meest in het oog springend is de hoge lambrisering van bruinachtig travertijn op de wanden. De wanden daarboven dienden volgens het bestek als schoon werk in gele Friese steen behandeld te worden, maar zijn thans gepleisterd. Zowel de zware balkenzoldering als de parketvloer zijn uitgevoerd in eikenhout. Ook de borstwering van de gaanderij is van (Slavonisch) eikenhout. De door Jaap Mes uitgevoerde wandschilderingen en gebrandschilderde ramen, uitgevoerd in overwegend blauwe tinten, vormen een zeer fraaie en stemmingsvolle aankleding van de ruimte. Nico Witteman vervaardigde, na bemiddeling van het Instituut voor Kerkelijke Kunst te Amsterdam, een kruisweg in email cloisonn? die bij het vertrek van de broeders in 2005 verwijderd is. Alle andere inventarisstukken waren door Tholens ontworpen: de altaartombe, communiebank, credenskast en banken, alles uitgevoerd in Slavonisch eikenhout. Typerend voor Tholens' bouwwijze is dat niettegenstaande de traditionalistische uitstraling van het complex moderne constructies en bouwmaterialen zijn toegepast. Alle buitenmuren zijn opgetrokken als spouwmuren en de vloeren van de begane grond, gangen, keuken en andere dienstvertrekken zijn uitgevoerd in gewapend beton. Boven de vensters en deuropeningen zijn, onzichtbaar, betonnen lateien weggewerkt, die het op die plaatsen mogelijk maakten het metselwerk zonder strekken of rollagen uit te voeren. Dit is een typisch detail, dat in verschillende gebouwen van Tholens voorkomt. In 1952 volgde een uitbreiding en interne verbouwing naar gezamenlijk ontwerp van Tholens en Van Steenhardt Carr?. Dit is daarmee het vroegste project waarbij de betrokkenheid en samenwerking van Tholens en Van Steenhardt Carr? aangetoond kan worden. Thans is het broederhuis met de achterliggende scholen voor afbraak bestemd. Een aanvraag voor bescherming van het Broederhuis in 2005 is door het gemeentelijke Bureau Monumenten en Archeologie afgewezen.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...