Naam: Hôtel Garni te Scheveningen
Type: hotels;
Opdrachtgever: De Scheveningsche Bouwvereeniging
Uitgevoerd: ja
Bestaand: nee
Architecten: Saraber, E., 1858; Saraber, E., 1862, uitbreiding-; Mondt, H.J., 1873, uitbreiding-;
Bijdragen: Maxwils, J.B. -uitvoering-, Maxwils, J.B. -uitvoering uitbreiding-,
Adres: Strandweg, 2586 JK, Scheveningen;
Bijzonderheden:

In december 1856 deed een circulaire de ronde waarin aandelen werden verhandeld in de nieuw op te richten naamloze vennootschap Scheveningsche Bouw-Vereeniging. Initiatiefnemers waren een viertal heerschappen: de heer P.M. Mess, Dirigerend Geneesheer van ’t Gemeente-Badhuis te Scheveningen, de heer E. Saraber, Architect te ’s-Gravenhage en de heren J.M. Piepers en F.L. der Kinderen, beide Commissionairs in effecten te ’s-Gravenhage. Dit was de eerste stap voor de bouw van het Hôtel Garni in Scheveningen. De heren waren van mening dat het bestaande Stedelijk Badhuis onvoldoende capaciteit had voor het groeiende aantal toeristen. Er was ook nog het Hôtel Maas in het dorp Scheveningen maar daarvan zeiden de heren dat het voor vele badgasten onwenselijk was om te vertoeven in de buurt van alle bedrijvigheid met bijbehorende overlast rond de visserij omdat “zij, die ziekelijk en zwak zijn (en deze zijn velen) het wonen in en aan het zee-einde van het dorp niet kunnen verdragen”.
Uiteindelijk is de Vennootschap in september 1857 gevestigd in Scheveningen met een kapitaal van f60.000,-. Voor de bouw is een stuk grond van 2000 m3 aangekocht tussen het paviljoen van Z.K.H. prins Frederik (nu in het bezit van Sociëteit De Witte) en het Groot Stedelijk Badhuis (nu het Kurhaus) De bouwer, J.B. Maxwils, ging voortvarend te werk en aan het begin van het badseizoen in juni 1858 was het gebouw al in bewoonbare staat waarna het in de daaropvolgende winter werd afgebouwd. Het hotel liep blijkbaar zo goed dat de Vereniging al in september 1859 besloot het gebouw uit te breiden. Het gebouw dat er al was werd de noordoostelijke vleugel van het geheel. Het hoofdgebouw werd nu eerst gebouwd, ging in juni 1860 in gebruik en werd in mei 1861 opgeleverd. Twee maanden daarvoor was men met het laatste gedeelte begonnen; de zuidwestelijke vleugel. Deze werd in zijn geheel, met inbegrip van het effenen en bestraten van het omliggende terrein, in april 1862 opgeleverd. De totale kosten waren uiteindelijk f170.000,-
Het gebouw bestaat uit een hoofdgebouw van drie verdiepingen met een “belvedère” in het midden en twee vleugels van twee verdiepingen met ook elk een “belvedère” in het midden. Met belvedère bedoelde Saraber een verhoogde zolder, direct onder de kap, die ruimte gaf aan een aantal kamers met het beste uitzicht; vandaar de naam. Het geheel heeft een onderverdieping die half in de duinen is gebouwd. De lengte is ruim 120 meter en de breedte ongeveer 15 meter. De langsgevel loopt evenwijdig aan zee. Het onderhuis bevat, naast de trappenhuizen en vestibules, 32 kamers voor dienstpersoneel, 3 keukens, 3 werkkamers, 1 dienstbode-eetkamer, 1 linnenkamer, 2 provisiekamers, 1 garde-manger, 1 portierskamer, een woning voor de kastelein en verder kelders en brandstofbergplaatsen. De eerste verdieping bevat 45 kamers, 3 vertrekken voor de directie, een grote eetzaal van twee verdiepingen hoog met ruimte voor 150 couverts en een kleine eetzaal met buffetkamer. De ruimte op de eerste en tweede verdieping, gespiegeld aan de grote eetzaal, is tijdens de bouw met houten wanden ingedeeld zodat daar een eventuele tweede eetzaal of conversatiezaal zou kunnen worden gebouwd. De tweede en derde etage met belvedères bevatten samen 88 kamers. Aan zeezijde hebben alle kamers, behalve die in de belvedères, op de tweede en derde verdieping een balkon. Hoewel in pleisterwerk ontworpen zijn, op uitdrukkelijk verlangen van de Vereniging, de gevels uitgevoerd in schoon metselwerk. De daken waren van zink en de buitenmuren waren voorzien van spouwmuren.
De gevel aan zeezijde geeft een levendig beeld dankzij de balkons die tussen de paviljoens lopen. De grote hoeveelheid openslaande deuren aan de balkons geven het gebouw een open karakter. De gevels van de paviljoens zijn verlevendigd met raamwerken in pleisterwerk en pilasters en ook de bundeling van vensters en deuren dragen bij aan een frivool geheel.
De gevel aan landzijde is wat voornamer van karakter en laat weinig ornamenten zien. In tegenstelling tot de zeegevel staan de vensters strak in het gelid de afstand tussen de vensters is regelmatiger. De gevels zijn vrij vlak zonder veel plasticiteit, alleen een kordonlijst onderbreekt de vlakke gevel. De entree van het hotel heeft wat meer aandacht gekregen met twee grote deuren met bovenlichten over twee verdiepingen, omlijst met een raamwerk van pleister.In 1873 vond er een ingrijpende verbouwing plaats en werd het hotel naar ontwerp van H.J. Mondt met een verdieping uitgebreid. De karakteristieke gevels met frontons en occuli werden vervangen door een omgaande kap met dakkapellen. Waardoor in uiterlijk het gebouw van Saraber nauwelijks meer was terug te zien. Het Hôtel Garni, bij de uitbreiding omgedoopt tot Grand Hotel, heeft tot 1974 dienst gedaan waarna het gesloopt werd om plaats te maken voor appartementengebouwen.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...