Naam: Schouwburg 'Kunstmin' St. Jorisweg 76 Dordrecht
Type: schouwburgen;
Uitgevoerd: ja
Architecten: Verheul, J., 1890; Ravesteyn, S. van, 1938, 1939, verbouwing interieur-; Versteeg, H.; onbekend, 1970, verbouwing-; Schamhart, Sj., 1975, verbouwing-; Terlouw, R.; Rouw, K. (Rouw & De Kock), 1994, renovatie-;
Bijdragen: fa.P.N. Brouwers, Dordrecht -uitvoering verbouwing interieur-, Uiterwaal, Jo -gipsplastieken en beelden-, Canta, Agnes -muurschilderingen-,
Adres: St. Jorisweg 76, Dordrecht;
Archiefgegevens: NAi/RAVE 86;NAi/fotocollectie S. van Ravesteyn 000908,003175,004695,010114,01010
Bijzonderheden:

Ook in de schouwburg werden de afgelopen decennia ingrijpende wijzigingen nodig geacht. In 1970 moest volgens de in die tijd geldende theaternormen de voorzaal er aan geloven; deze werd door architect Schamhart opgedeeld in een kleine zaal, filmhuis, foyer en lift. De plafonds, het buffet en de glazen tussenwand werden vervangen door een vormgeving die zich nauwelijks iets van Van Ravesteyns ideeën aantrok. In Dordrecht liet de Actie Tomaat zich gelden en de balzaal werd in 1975 uitgebroken en moest plaatsmaken voor een betonnen doos. Er kwam een tussenvloer waardoor in feite de situatie van vóór Van Ravesteyns bemoeienissen weer in ere werd hersteld. Boven werd een kleine multifunctionele zaal gemaakt, beneden kwamen een filmhuis, een kleine foyer met een eigen ingang en kleedkamers. Op geen enkele manier harmonieerde die met het zwierige theater van Van Ravesteyn; organisatorisch was de voorziening een misgreep. Het publiek perste zich door de gemeenschappelijke foyer naar de grote of de kleine zaal. Voor de wandelgangen, vooral die op de verdieping, betekende de ingreep eveneens een verarming. Er was een wirwar van smalle trappen en nauwe gangen ontstaan waar met moeite toneelmateriaal over te verplaatsen was. Een bedreiging voor het karakter van de schouwburgzaal deed zich begin 1980 voor. Grotere en als comfortabeler aangeprezen stoelen, moesten de plaats innemen van de bestaande, zo luidde het plan. Met succes verzette de toen 91-jarige Van Ravesteyn zich tegen deze gang van zaken. In het najaar van 1987 zijn de oude stoelen gerenoveerd en opnieuw met donkerrode stof bekleed. De derde renovatie (de meest ingrijpende en tevens meest respectvolle) werd in mei 1994 afgerond: de schouwburg werd na 15 maanden gesloten te zijn voor het publiek weer geopend. De gemeente had zelfs met de gedachte gespeeld Kunstmin te verruilen voor een nieuwe schouwburg, totdat ze erachter kwam dat dat vermoedelijk nog duurder zou zijn dan een verbouwing. Alles wat aan de verbouwing van 1975 herinnerde - het bruin en oranje waren gaan overheersen - is verdwenen. Het vernieuwingsproject heeft 13,6 miljoen gulden gekost, waarvan het merendeel is gaan zitten in het vervangen van de installaties. Het grootste deel is betaald door de gemeente Dordrecht (10 miljoen), sponsors droegen ongeveer twee miljoen bij. De restauratie-architect was Kees Rouw, die samen met Bertus de Kock het bureau Rouw & De Kock Architecten in Dordrecht vormt. Hij werd hierbij gesteund door de dienst Openbare Werken. De uitgangspunten van het ontwerp waren de eenheid binnen het gebouw herstellen zowel in kleur- als materiaalgebruik, oud en nieuw geraffineerd koppelen, het gebouw tegelijkertijd grondig vernieuwen en aandacht besteden aan details. Het leien dak van het neorenaissancistische gebouw is vernieuwd, de ronde aanbouw is schoongemaakt. Voorbouw en entree zijn bovendien letterlijk en figuurlijk in de schijnwerpers gezet. Rouw is een kenner van het werk van Van Ravesteyn, over wie hij ook heeft gepubliceerd. De glans die in de loop der jaren was verdwenen is weer teruggebracht. De oude kleuren en materialen zijn zorgvuldig onderzocht. Oorspronkelijke details als stucco-krullen, golvende marmeren trappen, lambrizering van esdoornhout, mozaïeksteentjes en balustrades van geel of verchroomd stalen buis zijn aangevuld met associatieve toevoegingen. De krulvormige balie voor de kassa is zo'n eigentijdse, want versoberde, versie van de Kunstmin-krul. Het plan omvatte de restauratie van de grote zaal, vernieuwing van de toneeltoren en de bouw van een nieuw achtertoneel, het maken van een multifunctionele kleine zaal in het bestaande gebouw, de nieuwbouw van een filmhuis, inrichting van alle publieksruimten, kantoren en kleedkamers en de inrichting van het theatercafé-restaurant. In de grote zaal (758 zitplaatsen) zijn links en rechts van het toneel de loges van wit stucwerk, die met plexiglas waren dichtgemaakt, in ere hersteld. De eisen van de huidige techniek maakten een nieuwe lichtbrug en regiekamer en een nieuwe inrichting van de toneeltoren noodzakelijk. Er is tevens een luchtbehandelingssysteem geïntroduceerd. Kunstmin heeft als tweede theater van Nederland een moderne toneeltoren met een trekkenwand die zowel met de hand als volledig elektrisch te bedienen is. De elektrische orkestbak is in hoogte verstelbaar. Een nieuwe loshangende lichtbrug tegen het plafond voor de bediening van de spots ontsiert het geheel enigszins maar was volgens de directeur een niet te vermijden concessie aan de moderne techniek. De grote kroonluchter kan worden opgetrokken, zodat iedereen een onbelemmerd zicht op het toneel heeft. In de grote zaal - met hellingbaan voor mindervaliden - coördineert een nieuwe regiekamer achter in de zaal voortaan alle techniek. In de geest van Van Ravesteyn is een nieuwe strookvormig venster voor de regiekamer in de achterwand geboord; symmetrisch onder de kroon en met oogvormige ramen aan weerszijden. De gaten die bij het verwijderen van de 'verlichtingsladders' in de muren ontstonden konden weer worden opgevuld met mergeltegels die in de magazijnen van de Dienst Openbare Gebouwen in dozen - met de wikkels uit 1939 er omheen - waren bewaard. De foyers rondom de grote zaal zijn op enkele toevoegingen na identiek aan die uit 1940. De desastreuze verbouwing van de balzaal uit de jaren zeventig maakte Rouw ongedaan. De kleine zaal boven is verdwenen en op de parterre teruggekeerd. Zij heeft een eigen ingang (op de hoek), garderobe/foyerruimte op parterre en verdieping, en kleedkamers en decoropslag. Door de verdieping deels te verwijderen verkreeg zij een dubbele hoogte, de resterende verdiepingsruimte werd getransformeerd tot een kleine foyer. De zaal is voorzien van een nieuwe vloer, lichtbruggen en een inschuifbare tribune met 179 zitplaatsen. Ingeschoven maakt de tribune plaats voor ruim 276 vierkante meter vloeroppervlakte waarop diverse opstellingen mogelijk zijn. Een raster van stalen lichtbruggen hangen ruim zes meter boven de speelvloer waardoor ook de kleinere produkties technisch perfect gerealiseerd kunnen worden. De gebogen wand en het plafond doen denken aan die van de grote zaal. De wanden zijn met esdoornhout bekleed. Grote en kleine zaal kunnen net als destijds zowel gelijkvloers met elkaar in verbinding gebracht worden als afzonderlijk worden gebruikt. Beide theaterzalen beschikken over eigen foyers, buffetten en garderobes. De entree is ruimer geworden. In plaats van de kleine kassa's voor de schouwburgzalen is er één grote kassa gekomen. Tegenover de hoofdingang en de nieuwe toegang mindervaliden (elektrische deuren) is een cilindervormig kassa-eiland gecrëeerd van hout en roestvrij staal. Glazen deuren met esdoorn lijsten geven nu, gescheiden van de grote zaal, toegang naar de nieuwe kleine zaal op de begane grond. Zowel de hoofdingangen als de entree's naar de verschillende zalen zijn geschikt voor rolstoelgebruikers. De filmzaal bij de kleine zaal is verwijderd en ondergebracht in een apart bouwvolume, een nieuwe puist aan de achterkant van het gebouw. De entree naar het filmhuis 'Cinode' (80 zitplaatsen) is gescheiden van de grote zaal. De ruimte voor deze bioscoop kon worden afgesnoept van een aangrenzend parkeerterrein. De gevel van het geïntegreerde filmhuis - met aparte tourniquet-ingang, kassa en garderobe - sluit met zijn maatvoering aan op het oude gebouw. De langgerekte doos is bijna geheel gesloten op drie lichtstroken na. De rechthoekige filmzaal is voorzien van een donkere, deels geperforeerde wandbekleding (akoestiek) gedecoreerd met esdoornhout. Het filmhuis is verbonden met het theatercafé. Kleedkamers en kantoren zijn aanmerkelijk verbeterd, artiesten hebben de beschikking gekregen over douches en een aparte foyer. De (vlucht)trappen zijn doelmatiger omdat ze nu inpandig zijn. Een grote verbetering is ook het overdekte hydraulische laad- en losperron. Theatergangers kunnen voor hun consumptie terecht in de omloop om de grote zaal. De kleine zaal heeft een eigen buffet. Pauzebuffetten in de voorruimten hebben op deze manier de plaats ingenomen van de vroegere centrale foyer. Rechts van de ingang ligt de vroegere, halfronde foyer die tegenwoordig verhuurd is als zelfstandig theatercafé-restaurant (110 zitplaatsen). Het strategisch gesitueerde theatercafé heeft toepasselijk de naam 'Sybold' meegekregen. Het theatercafé is grotendeels door een matglazen wand afgescheiden en heeft een nieuwe bar en keuken. Het spleetvormige raam onder het plafond plaatst Van Ravesteyn in de Nieuwe Zakelijkheid, maar de zuil met een uitwaaierend kapiteel kan hier niet onder worden geschaard. De kolommen in het restaurant zijn niet gemarmerd - zoals in de tijdgenoot van Kunstmin, het Grand Cafë Gooiland in Hilversum - maar eenvoudig wit. De blauwe neon-slingers en cirkels onder het plafond zijn vanachter houtvezelcement-platen te voorschijn gekomen. Het oranje-bruin eruitwerken, het gefragmenteerde gebouw opnieuw heroveren, de logische organisatie herstellen: langs die paden liep de restauratie van Kunstmin. Het zachtgeel en zilvergrijs sluit aan bij de originele kleuren, op balustrades en in sponningen. De nieuwe 'indringers ' zijn buffetten van roestvrij staal en esdoornhout, en zwarte fauteuiltjes van Charles Eames. In overleg met monumentenzorg is veel kleur- en materiaalonderzoek gedaan. Materialen die bruikbaar waren kregen soms een andere bestemming (deuren, panelen). De diverse tinten lichtgeel, goud en zilver die vrijwel overal weggeschilderd waren zijn weer zorgvuldig aangebracht. Kunstmin heeft de status van gemeentelijk monument waar kunnen maken doordat de zwier van vroeger aan het gebouw is teruggegeven. Het gebouw neemt na de renovatie als culturele voorziening een belangrijke plaats in binnen de infrastructuur van het Drechtstedengebied (250.000 inwoners).Met de verbouwing van de schouwburg Kunstmin creëerde Van Ravesteyn een continu spel van gebogen, golvende en krullende lijnen, op talrijke plaatsen versierd met stucwerk-ornamenten. Het oorspronkelijke ontwerp was van de Rotterdamse architect J. Verheul (1860-1940) en dateert uit 1890. Het gebouw is gelegen net buiten de singelgracht (aan de Godfried Schalckensingel/hoek Sint Jorisweg) en dus net buiten het centrum. De façade van het gebouw - een neorenaissancistisch gebouw opgetrokken uit rode baksteen met witte metselbanden en boogvensters - is tot op de dag van vandaag intact gebleven. De geprononceerde dakkapellen zijn versierd met frontons en toppinakels: in de negentiende eeuw ging het meeste geld naar de gevel. Van het interieur van Verheul was na de verbouwing van Van Ravesteyn, op de restanten van het oude plafond na, echter niets meer terug te vinden. Voor de aftandse zaal met zijn sombere bijruimtes was een behaaglijke, ietwat decadente schouwburg met avontuurlijke wandelgangen en trappartijen in de plaats gekomen. De gemeente gaf Van Ravesteyn begin 1938 opdracht het volledige binnenwerk van de schouwburg te slopen. Omdat de akoestiek voor toneel ongeschikt was, koos Van Ravesteyn voor een radicale wending ten gunste van het gesproken woord. Hij deelde de oorspronkelijke enorme zaal met 1200 stoelen (een ontwerp dat sprekend leek op dat van het Concertgebouw in Amsterdam) in tweeën: een schouwburgzaal met een oplopende vloer en een gewelfd balkon, en een voorzaal met een gewone vloer, waarin diverse activiteiten plaats kunnen vinden. De grote zaal telde 849 zitplaatsen, de voor- of feestzaal 720. Hij moest hiervoor de entree naar de zijkant van het gebouw verplaatsen, waar hij een eenlaags, halfronde aanbouw maakte met een entreehal en een foyer. Vervolgens werd ook de tuin aan de nieuwe binnen- en buitenvormen aangepast. Een vergelijking van de plattegrond en de doorsnede van de schouwburgzaal toont dat Van Ravesteyn ook hier vooral bezig is geweest met een 'beweeglijk lijnenspel' in het platte vlak. Hij was als NS-architect vertrouwd met ontwerpen voor mensenmassa's en wist hoe hij het publiek moest leiden. Feestelijk en oogstrelend, zo lieten de interieurs zich het best typeren: golvende ornamentiek, gekrulde balustrades, met marmer omlijste nissen met beelden (waaronder een muze met een hertje, niveau zigeunerinnetje-met-traan) en sierstucwerk bepalen het beeld. De ronde vormen zijn tot in alle details terug te vinden: in de sierlijk gesneden spiegels aan de wand, de deurlijsten en de afgeronde treden van de marmeren trappen. Fraaie hout- en marmersoorten had hij samengebracht met uitgesproken moderne vindingen als neon-verlichting en verchroomd stalen buis. Het gebouw was rijk versierd met esdoornhout, chroom, goudverf en verschillende lichtgele tinten. Het voor het moderne interieur betekenisvolle kunstlicht wordt in het bijzonder door Van Ravesteyn aanvaard als een wezenlijk nieuw bouwmateriaal, waarmee de stemming en ruimtebegrenzing belangrijk beïnvloed kan worden. Zo werd de foyer hoofdzakelijk bepaald door betegelde kolommen in een halve cirkel met als middelpunt een gedecoreerde kolom die aan de bovenzijde als een aureool door neon werd verlicht. Het buffet trok de aandacht door een gekruld hekwerk met daarachter een golvende houten lambrizering met wandklok en in de hoek een stucwerkdecoratie. Andere stucwerkreliëfs, waaronder prachtige schelpvormen, waternimfen op het plafond en de twee balkons, en het wapen van de stad Dordrecht, gingen doelbewust in de architectuur op en dienden ter ondersteuning van het beeld dat Van Ravesteyn voor ogen had. Loze 'oeils boeufs' (stierenogen) in de zijmuren die gewoonlijk voorkomen op Amsterdamse grachtengevels en hier deel uit maken van een vervreemdend sierspel. Staande op de bovenste verdieping zie je het van daglicht voorziene trappehuis onder je naar beneden dansen; marmeren treden 'klotsen' als golven tegen een vloer van travertijn en tapijt. De stoelen in de zaal, bekleed met donkerrode manchester stof, vormden een bewijs van Van Ravesteyns onmiskenbaar moderne inslag: door slecht één verchroomde poot ondersteund, ontstond bij beperkte afmetingen toch een grote beenruimte. Het gewelfde plafond met kroonluchter en sterrenhemel heeft stucwerkdecoraties van Jo Uiterwaal. Alom werd de combinatie van moderne bouwkunst en aan de barok en het classicisme refererende elementen geprezen. Het toneel werd niet verbouwd, waardoor voldoende zij- en achterruimte ontbrak. De helling van het balkon in de verbouwde zaal was slecht 'uitgelijnd' en zou aanmerkelijk meer moeten oplopen. Ook de zaal is niet uitgelijnd, deze zou naar achteren sterker moeten stijgen. Schouwburg Kunstmin is zowel het toppunt van de door Van Ravesteyn nagestreefde verfijning als het eindpunt van de geschetste ontwikkeling. Na de oorlog was er geen ruimte meer voor dromen als Kunstmin en won zijn traditionalisme het van zijn vooroorlogse durf en zwierigheid. In schouwburg Kunstmin zijn functionaliteit en ornament tot een overtuigend geheel samengebracht. Van Ravesteyn besefte dat maar al te goed en noemde Kunstmin dan ook, met de nodige relativering, als eerste ontwerp waardoor hij als onvergetelijk zou kunnen worden beschouwd. Adviseur akoestiek: prof. Zwikker, Delft; leverancier fauteuils: E.M.S., Overschie; ontwerp/uitvoering verwarmingsinstallatie: firma Winkelhorst, Den Haag; hoofdopzichters: J. Argelo en Th. Ferrari; bouwkosten ƒ 260.000,- (incl. meubilering en installaties); zomer 1938 schetsontwerp verbouwing; januari-april 1939 definitief ontwerp verbouwing; augustus 1939-december 1940 verbouwing.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...