Naam: Museum Willem I Amsterdam (ontwerp J.H. Leliman)
Type: musea;
Uitgevoerd: nee
Architecten: Leliman, J.H., 1865;
Adres: , Amsterdam;
Bijzonderheden:

In 1863 werd een prijsvraag uitgeschreven voor een nieuw nationaal museum, het Museum Willem I. Leliman maakte zijn ontwerp hors concours en drukte de tekeningen af in zijn 'Album, verzameling van bouwkundige schetsen en ontwerpen'. Hij vermeldt daarbij dat het museum bestemd was voor het bewaren van belangrijke Nederlandse kunstwerken uit de periode 1450-1750, waarbij hij de begane grond wilde bestemmen voor het tentoonstellen van voorwerpen, de eerste verdieping met name voor schilderijen. Zijn ontwerp meet 4150 vierkante ellen (2863,5 vierkante meter) en zou voor zes ton goud te bouwen zijn, het beeldhouwwerk en de ornamenten uitgezonderd. Leliman ontwierp voor de begane grond een voetgangers- en rijtuigentoegang en expositieruimten voor beeldhouw- en bouwfragmenten, penningen en munten, ivoor en glaswerk, ornament en drijfwerk, prenten en tekeningen, huisraad en kleding, en metaal, steen en snijwerk. Ook de vestibulen wilde hij als expositieruimte gebruiken. Langs de belangrijkste trappen moesten de marmeren standbeelden van de Oranjevorsten komen. Op de eerste verdieping was de 'groote vestibule of eerehof' gepland, verlicht door dakramen, net als bij zijn ontwerp voor een postkantoor uit 1852. In de zalen, die eveneens door schuingeplaatste bovenramen werden verlicht, zouden schilderijen op doek en op hout worden tentoongesteld, en portretten, kleine schilderijen, gildestukken, glasschilderwerk, miniaturen en tekeningen, wapens en zegels, kerkelijke voorwerpen en goud en zilver. Leliman wilde geen schilderijen tegen buitenmuren laten hangen. Zo was er voor de schilderijen 1368 vierkante ellen (944 vierkante meter) aan muuroppervlakte gereserveerd, mits de bovenkant van de lijsten op 4 ellen (2,76 meter) hoog zou hangen. De zaal voor de kerkelijke voorwerpen aan de voorzijde van het museum diende tevens als gehoorzaal en boven de twee zalen aan weerszijden daarvan waren gaanderijen of tribunes gepland voor genodigden en publiek. De twee hoofdtrappen waren van wit marmer, de andere van bergsteen. Er waren ook vier brandvrije diensttrappen naar het dak. Onder iedere trap waren retiraden gedacht en iedere zaal had in het midden een zitbank waarin zich ook de verwarming bevond. In de kelder, 250 vierkante ellen (172,5 vierkante meter) groot, was ruimte voor de stooktoestellen en de brandstoffen. Leliman zei zelf over de bouwstijl van het museum, dat het 'in modernen zin' naar het gehalte van de Nederlandse kunstschatten uit de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw was ontworpen. Het ontwerp werd in 1867 tentoongesteld in de Tentoonstelling bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, in de benedenzalen van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...