Naam: Complex woningen, bedrijfsruimte en metrotoegang AWV St. Antoniesbreestraat-Snoekjessteeg Amsterdam
Type: bedrijfsruimten; ,entree; ,woningbouwcomplexen;
Opdrachtgever: Algemene Woningbouwvereniging, Amsterdam
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Bosch, Th.J.J. (Van Eyck & Bosch), 1977, 1981; Uyttenhaak, R. (Van Eyck & Bosch), 1977, 1981, ontwerpassistentie-; Wesselingh, F. (Van Eyck & Bosch), 1977, 1981, ontwerpassistentie-;
Adres: Snoekjessteeg, Amsterdam; St. Antoniesbreestraat, Amsterdam;
Archiefgegevens: NAi/BOSC 113, 114, f115
Bijzonderheden:

'Het kost meer energie hier tien woningen te bouwen dan 700 in de Bijlmermeer... maar iedere plek is weer anders en verdient een eigen oplossing', constateerde Theo Bosch tijdens het werk in de Nieuwmarktbuurt. Dit kwam tot uitdrukking in een tiental ontwerpen met een tamelijk verschillend gevelbeeld, een variatie die karakteristiek werd voor het gezicht van de gehele buurt. Kenmerkend voor de ontwerpen van Bosch zijn hoekoplossingen met een combinatie van boven bedrijfsruimten gestapelde woningen. Dit geld ook voor het tweede vernieuwingsproject in de St. Antoniesbreestraat, van oudsher een drukke winkelstraat. Tijdens het herstel van de gevelwanden werd de straat een fractie verbreed ten opzichte van het oude profiel, waardoor de nieuwe bouwblokken een stukje hoger konden worden uitgevoerd. Vanwege de beperkte breedte van de straat werd de metrotoegang binnen de rooilijnen van het nieuwe bouwblok opgenomen. De arcade geeft beschutting en gezien de bewogen geschiedenis van de Amsterdamse metro achtte Bosch een 'informele' ingang passend.
Ondanks het enthousiasme waarmee het ontwerp in 1977 werd gemaakt, waren er zoveel remmende factoren bij de uitvoering dat de bewoners pas vier jaar later de sleutels zouden ontvangen. De gemeente wilde de kleinste en goedkoopste woningen graag concentreren aan de St. Antoniesbreestraat boven het metrotrac?, maar Bosch heeft altijd geweigerd om daaraan mee te werken en pleitte voor een spreiding van woningtypes door de gehele buurt. De woningen in het blok boven de metro-ingang zijn relatief groot, al waardeerden de eerste bewoners vooral de bijzonder kwaliteiten van de hoekwoningen (waaronder het uitzicht naar twee straten) en de uitvoering van de tussenwoningen als maisonnettes. Bosch was een voorstander van de tweelaagse woning en kon via overleg de bewoners enthousiast maken voor dit woningtype, dat tot dan toe niet veel was toegepast.
De opzet is vergelijkbaar met het eerste project op de hoek van de straat. De bergingen zijn op maaiveldniveau gesitueerd aan de noordkant van het bouwblok op het binnenterrein. Aan straatzijde is het effect van blinde muren van de bergingen vermeden door de situering van een winkel. Het semi-openbaar gemaakte binnenterrein is toegankelijk via de oksels van het bouwblok waar de trappenhuizen zijn gesitueerd, die naar galerijen met woningvoordeuren aan de achtergevel leiden. De straatzijde vertoont een expressief gevelbeeld met veel glas, hijsbalken, belijningen van betonnen lateien, dakterrassen en verspringende, ongelijkvormige balkons. Door de verticale insnoering vlak bij het belendend blok in de St. Antoniesbreestraat werd ruimte gecre?erd voor forse balkons. In de gevelwand duidt de insnoering op de aanwezigheid van de arcade met metrotoegang. De (afgeschuinde) hoek van het bouwblok wordt geaccentueerd met uitkragende ronde balkons, ondersteund door stevige kolommen. De arcade achter de gemetselde penanten is hoog genoeg om daglicht te ontvangen. Hierdoor is een levendige ruimte ontstaan, met veel verkeer van metroreizigers en andere passanten.
Gezien de gevelstudies worstelde Bosch vooral met de inpassing van de nieuwbouw in de wand met het monument Pintohuis en het blok met de mansardedaken op de hoek. De binnen het bureau gevoerde discussies speelden hierin een rol. Aanvankelijk koos Bosch voor mansardedaken met veel glas in de geveltoppen, zoals Van Eyck dat graag zag. Schetsend aan de indeling van de bovenwoningen prefereerde hij in een latere fase een horizontale dakbe?indiging. De hoogste bouwlaag werd teruggelegd ten behoeve van een smalle serreachtige strook voor de maisonnettes en de hoogste hoekwoning werd voorzien van een dakterras. De nokhoogte werd gelijk gehouden met de nokhoogte van de mansardedaken. Zo ontstond een dalprofiel met in het midden het smallere en lagere Pintohuis. Met het nieuwe blok was de lichte neiging naar een geabstraheerd historiserend beeld definitief uit het werk verbannen.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...