Naam: Faculteit der Letteren Universiteit van Amsterdam Singel Amsterdam
Type: universiteiten;
Opdrachtgever: Universiteit van Amsterdam
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Bosch, Th.J.J. (Bosch (Bosch, Th.J.J.)), 1976, 1980; Wagner, H. (Bosch (Bosch, Th.J.J.)), 1976, 1980, ontwerpassistentie-; Knemeijer, G. (Bosch (Bosch, Th.J.J.)), 1976, 1980, ontwerpassistentie-; Vries, B. de (Bosch (Bosch, Th.J.J.)), 1976, 1980, ontwerpassistentie-;
Bijdragen: M.J. de Nijs -uitvoering-,
Adres: Spuistraat, Amsterdam; Singel, Amsterdam;
Archiefgegevens: NAi/BOSC 94, n407, 95, 96, 97, 98, n408, 99, 100, 101, 102. 103, 104, n406, 105,
Bijzonderheden:

Hoe moet een groot gebouw eruit zien om te passen in een van de mooiere gevelwanden van de heilig verklaarde Amsterdamse grachtengordel? Over smaak valt te twisten, maar het is nogal eens mislukt in de hoofdstad. Ook tijdens de bouw van de Letterenfaculteit leek er weer een volgende grauwe monoliet aan de stad te worden toegevoegd, zo mopperde Hofland in de NRC. Maar toen de bouw klaar was, kwam de journalist terug op zijn eerste indruk en gaf het gebouw eerherstel. De ingreep bleek vele Amsterdammers aan te spreken.
Kenmerkend voor de faculteit is een massieve onderbouw met verjongende torenachtige elementen. De verticale geleding is nergens saai omdat geen geveldeel hetzelfde is. De lichtgrijze vlakken met kleuraccenten slaan geen gat in de wand, maar verbinden de bestaande gevels in een eigen metrum. Niet alleen moest het uiterlijk van het gebouw de Amsterdammers aanspreken en de gebruikers tevreden worden gesteld, Theo Bosch wilde ook wat 'teruggeven aan de stad'. In die zin was de stad de ide?le opdrachtgever, wat leidde tot aanpassingen in het programma van eisen van de werkelijke opdrachtgever.
Alleen al het feit dat er een studentenbolwerk zou komen, beloofde meer leven in de brouwerij te brengen dan het sombere bankgebouw van de Twentse Bank dat er stond. Het programma bood ruimte voor niet-universitaire functies. Daarom plande Bosch op de begane grond een boetiek, twee boekwinkels en een caf?. Het bestuur ging akkoord met de eerste ontwerpvoorstellen, mits de functiemenging in de uitwerking niet ten koste zou gaan van de onderwijsactiviteiten.
De gangen in het langgerekte gebouw werden geconcipieerd als overdekte straten, als organische onderdelen van de stad die alleen door de bouwfysische gevel van het interieur wordt gescheiden. De gevel werd zo transparant mogelijk uitgevoerd om het contact met buiten te stimuleren. Op het hoogste niveau werd een daktuin gepland om te genieten van de stad en haar boeiende daklandschap. Al kwam niet eens alles uit de verf, Bosch ontwierp een gebouw dat tot in de Japanse vakbladen werd opgenomen. De Letterenfaculteit kreeg zoveel aandacht dat de rest van het in kwantitatieve en kwalitatieve zin niet geringe oeuvre verbleekte. In zijn loopbaan als architect vormde het een mijlpaal en een doorbraak, resulterend in een eigen bureau. Het ontwerp van de Faculteit was de steen des aanstoots voor een nooit meer gelijmd conflict met zijn compagnon Aldo Van Eyck.
De Faculteit is gekwalificeerd als een van de hoogtepunten van het structuralisme in de Nederlandse architectuur. Het gebouw geeft echter antwoorden op de algemene kritiek op structuralistische gebouwen. Teveel zou worden uitgegaan van de dwangmatige repetitie van elementen, waardoor 'rafelige' gebouwen zouden ontstaan. Dat geldt niet voor de Faculteit. Binnen het gebouw is geen plek hetzelfde. Nergens is de constructie een dwangmatige repetitie van elementaire onderdelen. Het structuralistisch tijdvak bracht gebouwen waarin de (ruimtelijke en constructieve) structuur te dominant zou zijn in de beleving.
Bosch vermeed echter de weg van de minste weerstand waardoor het gebouw eigenschappen kreeg die teruggaan op het oorspronkelijk gedachtegoed van Forum. Aan de buitenzijde geeft het uitdrukking aan de 'geordende chaos van de stad'. De gevelconstructie is ingezet als een vorm van parcellering om het langgerekte gebouw een passende schaal te geven in de gevelwand. Dit gebeurt op heterogene wijze: het gebouw verjongt zich per plek in torenachtige elementen. De insnoeringen zijn niet identiek, waardoor wordt aangesloten op de rijke variatie in het gevelbeeld in de omgeving. Binnen geldt hetzelfde. Ook hier blijft gevarieerdheid en kleurrijkheid levendig. Pauzeruimtes zijn ingericht als pleinen. Het gebouw is te doorkruisen volgens allerlei (informele) routes via trapjes. Er is geen saaie plek te vinden.
Natuurlijk licht, een goed uitzicht en contact met de stad zijn bepalend voor de beleving. Vanaf de eerste talloze schetsen was Bosch daarop gefixeerd. Insnoeringen moesten licht tot in het hart van het gebouw brengen. Het resulteerde in een minimale taille van 2,5 meter. Het interieur biedt daardoor enorm veel gevarieerde uitzichten, niet alleen op de stad maar (door de insnoeringen) ook naar binnen. Je kijkt van binnen naar buiten en ook weer naar binnen. Binnen is kleur, geluid en beweging. Bosch heeft de interactie gestimuleerd. De kleine collegezalen zijn zelfs slechts door glaspuien van de gangen gescheiden. Het gebouw werd daardoor als het ware ??n groot studiehuis, waarop wel enige kritiek kwam toen de visie op het onderwijs veranderde.
De uitbreiding van de Universiteit had heel wat voeten in de aarde.
De nieuwbouw was aanvankelijk gepland in het kaalslaggebied dat was ontstaan door de bouw van de IJ-tunnel. De inzichten over een geschikte plaats voor de Universiteit veranderden echter. Met de geplande sloop van de weinig geliefde Twentse Bank kwam een grote bouwlocatie binnen de grachtengordel vrij. Voor de invulling van de wand aan de Singel werd een bureau van enig kaliber gevraagd. Aldo van Eyck had een gevestigde naam, maar Van Eyck zelf had niet zoveel tijd. Verstrikt in de complexe detaillering van het Hubertushuis, kwam de opgave bij Bosch terecht. Van Eyck claimde later het ontwerpconcept, maar distantieerde zich van het uiteindelijk resultaat, omdat hij het niet eens was met de uitwerking. Maar dat was de lezing van Van Eyck zelf. Volgens Bosch was niemand anders dan hijzelf volledig verantwoordelijk voor het ontwerp.
De locatie was een lange smalle strip grond tussen de Spuistraat en Singel. Nadat de Twentsche Bank was afgebroken viel er weer wat licht op het gerestaureerde, neogotische Postkantoor aan de wat smalle, donkere Spuistraat. Dat licht moest zo weinig mogelijk door de nieuwbouw worden weggenomen, stelde Bosch. Strijdbare kunsthistorici hadden de sloopactiviteiten kunnen beperken tot deze kolos van middelmatige architectonische kwaliteit. Enkele panden aan de Torensteeg en het Witte Huis met Art Nouveau-trekken op de hoek met de Raadhuisstraat werden gered. Dit gebouw uit 1901 zou na restauratie worden ge?ntegreerd met de nieuwbouw. Vanwege de beperkte diepte van het terrein stond vast dat het gebouw twee voorgevels zou krijgen. Van Eyck stelde later dat beide gevels meer uit de specifieke situatie hadden moeten worden afgeleid en teveel op elkaar leken.
Wat de aanpak van Bosch betreft: hoe complex de uitwerking ook is, het concept van de hoofdvorm is eenvoudig. Een complex van verjongende torens rust op een zware hoofdvorm van drie bouwlagen. Uit prefab elementen als gevelkolommen, dakranden en puien zijn erkers en torens gevormd die een maatovereenkomst hebben met het Witte Huis. Met de gevel op straatniveau werd een exclusieve Bosch-oplossing ge?ntroduceerd, waarmee gepoogd werd de ontmoeting tussen gevel en straatvlak te verzachten. Omdat enige afstand tot de straat is gewenst, paste Bosch het schuine vlak toe. Dit werd ingevuld met glazen bouwstenen, een geschikt bouwelement wanneer geen zicht maar wel licht gewenst is.
Het betreden van het gebouw wordt begeleid door de vorm van de onderzijde van een collegezaal, ondersteund door pendelkolommetjes. Tot ergernis van Bosch had de opdrachtgever geen geld over voor drie portiers, zodat van de geplande drie ingangen er twee geschrapt moest worden. Helaas werd de passage die de Singel met de Spuistraat verbond, dichtgezet met een stalen hek. Eenmaal binnen, of je nu richting het 'spierwitte huis' (zoals Bosch het noemde) loopt, of de andere kant opgaat, het wordt duidelijk dat de binnenstraat per bouwlaag zo gevarieerd mogelijk is vormgegeven. Elk van de zeven verdiepingen heeft een eigen kleur, soms wat hard, zoals vaker bij Bosch.
Een van de ruimtelijke basiselementen is de werkgroepkamer (die niet afleesbaar is in de gevel). De betonnen ruggengraat van het gebouw bestaat uit meanderende balken die worden ondersteund door zware kokerkolommen en kleine schijfkolommen. Deze elementen zijn in het werk gestort. Aan weerszijden van de meanderende balken zijn prefab balken geplaatst die worden ondersteund door prefab pendelkolommen. Dat vorm en constructie een eenheid vormen blijkt uit de collegezalen waar de meanderende balk de vorm heeft van een halve cirkel. De radiaal hierop geplaatste balken dragen de tribune in amfitheatervorm.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...