Naam: RAI complex Amsterdam
Type: congrescentra; ,tentoonstellingsgebouwen;
Opdrachtgever: gemeente AmsterdamRAI Gebouw bv
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: onbekend (DSVB), 1993, uitwerking en constructie Hal 11-; Bodon, A., 1993, uitbreiding met Hal 11-; onbekend (DSVB); Bodon, A., 1984, uitbreiding met parkeergarage Europaboulevard-; Enserink, J.W.B. (DSVB), 1977, 1982, constructie-; Bodon, A. (DSVB), 1951, 1961; Salomonson, H., 1951, 1961, interieurs van het cafe-restaurant, diverse bars e-; Bodon, A. (DSVB), 1951, 1961, interieurs vergaderzaal, pers- en bestuurskamer-; Bodon-Kuipers, T., 1951, 1961, interieurs vergaderzaal, pers-en bestuurskamer-; Bodon, A. (DSVB), 1965, nieuwe ingang met aparte kassa's, nieuwe garderobe-; Bodon, A. (DSVB), 1961, 1965, uitbreiding met Congrescentrum-; Salomonson, H., 1961, 1965, interieur en meubilering Congrescentrum-; Bodon-Kuipers, T., 1961, 1965, interieur en meubilering Congrescentrum-; Tempelman, Th., 1961, 1965, interieur en meubilering Congrescentrum-; Karsten, Ch.F.J., 1961, 1965, vlaggenmast bij havenkom-; Bodon, A. (DSVB), 1969, uitbreiding met Amstelhal-; Bodon, A., 1980, verbouwing vlaggencentrum-; Ploeger, J.H. (DSVB), 1977, 1982, uitbreiding met Hollandcomplex-; Bodon, A., 1977, 1982, schetsontwerp (niet uitgevoerd), uitwerking en bou-;
Bijdragen: Jan Bons -letteropschriften exterieur en interieur-, Dick Elffers -reclametoren Europaplein-, Carel Visser -metalen plastiek vide foyer Congrescentrum-, Wessel Couzijn -plastiek Congrescentrum-, John Grosman -plastiek-, Jaap Mooy -plastiek Congrescentrum-, Andr? Volten -plastiek Congrescentrum-,
Adres: , Amsterdam;
Archiefgegevens: NAi/BODO f127,d127,t127 (Europacomplex),d491,f491,t491 (Congrescentrum),d857,f85
Bijzonderheden:

In 1950 werd door de gemeente Amsterdam het huurcontract voor het terrein van de oude RAI aan de Ferdinand Bolstraat niet meer verlengd. Men had het oog laten vallen op een plek aan de zuidkant van de stad, gunstig gelegen ten opzichte van diverse invalswegen en zonder parkeerproblemen. Bij het zoeken naar een architect is het bestuur van de RAI te rade gegaan bij de BNA. Naast Bodon stonden A. Boeken en het architectenechtpaar J.W.H.C.Pot en J.F.Pot-Keegstra op de nominatie. Volgens Bodon, die nog nooit een dergelijk gebouw had ontworpen, heeft hij de opdracht gekregen dankzij zijn ruime ervaring met het ontwerpen van tentoonstellingen. Aan het bouwteam werden toegevoegd: B. Merkelbach, sinds 1956 stadsarchitect, en de architect R. Fledderus.Uitgangspunt voor het ontwerp van de RAI was dat een tentoonstellingsruimte een neutrale omgeving moest zijn, die niet alle aandacht naar zich toe zou trekken. Het nieuwe RAI gebouw zou onderdak moeten bieden aan verschillende soorten activiteiten, niet alleen exposities en vakbeurzen maar ook circus- en sportmanifestaties. Een flexibele indeling werd mogelijk gemaakt door enerzijds alle ruimtes zoveel mogelijk in elkaar over te laten lopen, maar het ook mogelijk te maken deze van elkaar te scheiden door middel van schuifwanden en rolluiken en eigen voorzieningen, zoals ingangen, garderobes en toiletten. De Europahal was het spectaculairst en domineerde de andere ruimtes door de enorme maten: een overspanning van 67.5 meter, een lengte van 195 meter, een hoogte van 16.5 meter en een oppervakte van ruim 20.000 m2. De stalen overkapping met parabolische spanten werd ondersteund door een constructie van betonnen jukken die buiten de eigenlijke expositieruimte stonden en ondergronds via trekstangen met elkaar verbonden waren. Via de grote daklichten en de open kopgevel, bestaande uit een glazen vlies, kwam er voldoende daglicht naar binnen.Rondom de Europahal waren de overige ruimtes gegroepeerd: de Oost- en de Noordhal, naar de stad gericht, en de West- en Zuidhal, naar de invalswegen gericht. Zij hadden een overspanning van 45 meter en een lengte van 90 meter, behalve de Noordhal die 75 meter lang was. Ze waren 14.5 meter hoog en hebben een overkapping van vakwerkspanten die rustte op een betonconstructie. Het hele gebouw stond in het teken van de functionaliteit. Ook in het interieur van het cafe-restaurant, naar ontwerp van H. Salomonson, was deze lijn doorgetrokken.Tot het Congrescentrum werd besloten nog voordat de RAI tentoonstellingshallen werden voltooid. Bodon schreef in het tijdschrift Bouw een toelichting op zijn ontwerp. De volgende uitgangspunten hebben het plan bepaald:a. het verkrijgen van een maximale binding tussen binnenruimte en omgeving teneinde van de fraaie situatie te kunnen profiteren. Hiertoe werd het gebouw rondom van vloer tot daklijst met glas bezet. Ook het vloerniveau binnen en buiten was nagenoeg gelijk gehouden. Ter versterking van de binding tussen binnen-en buitenruimten werd rondom het gebouw een pergola-achtige aanbouw gemaakt;b. ter voorkoming van het gevoel afgesloten te zijn van de buitenwereld bij congressen overdag, waren de grote zaal en de overige ruimten voorzien van glazen wanden;c. ter stimulering van het onderlinge contact tussen congresbezoekers was aan de foyers een belangrijke functie toebedacht. Deze omsloten de grote en kleine zaal en vormden als het ware een trefpunt voor de congresgangers.Het congrescentrum bevat een grote zaal met 1300 zitplaatsen op de parterre en 260 plaatsen op het balkon, een kleine zaal (blauwe zaal) met 300 zitplaatsen en zes kleinere vergaderzalen (sectiezalen) met 100 plaatsen elk, ook paarsgewijs te gebruiken. De grote zaal is ook als schouwburgzaal te gebruiken. De fauteuils van de grote zaal zijn zodanig ontworpen dat zij met weinig moeite en zonder demontage konden worden getransformeerd in tafels. Slechts losse bladen behoefden dan te worden aangevoerd. Interieur en meubilering zijn in nauwe samenwerking met de architect Hein Salomonson ontworpen, bijgestaan door de interieurarchitect Theo Tempelman.Aan de noordzijde van het RAI gebouw werd in 1965 een grote luifel geplaatst, bestaande uit een ruimtevakwerk van 60 meter lengte en 20 meter breedte. Zodoende konden de kassa's verruimd worden, het wachtende publiek kon beschutting geboden worden en was het mogelijk reclamevlakken aan te brengen.Bij het ontwerp voor de Amstelhal is het ruimtevakwerk dat bij bovengenoemde luifel was toegepast, als uitgangspunt genomen. Dit werd ter plekke geconstrueerd, wat een zeer arbeidsintensieve methode was. Door dit ruimtevakwerk kon de Amstelhal opgedeeld worden in vier min of meer gescheiden elementen, die rustten op vier steunpunten. Hoewel de Amstelhal qua oppervlakte ongeveer even groot was als de Europahal, werd hiermee bereikt dat de Amstelhal beter zou aansluiten op de maat en sfeer van de Boerenwetering en het aangrenzende park. Daartoe droeg ook de hoogte van ruim 10 meter bij, ongeveer dezelfde hoogte als de die van de kleinere hallen rondom de Europahal. In het gebruik bleken de 16 steunpunten van het ruimtevakwerk in de expositieruimte storender te werken dan was verwacht.In 1982 werden drie hallen toegevoegd aan het RAI complex: de Holland-, Randstad- en Deltahal, tezamen het Hollandcomplex genoemd, ontworpen in co-productie: het hoofdontwerp was afkomstig van Bodons opvolger in DSBV, J.H. Ploeger. Bodon zelf had aanvankelijk een schetsontwerp gemaakt waarvoor de Europahal model had gestaan. Door gezamenlijke inspanning werd het Holland Complex uitgevoerd, waarbij voor de constructie van de enorme overkappingen de constructieafdeling van DSBV met aan het hoofd J.W.B. Enserink verantwoordelijk was. Het ruimtevakwerk van de Amstelhal bleek nu geen haalbare kaart meer. Door de stijging van de loonkosten was zo'n arbeidsintensieve constructie onbetaalbaar geworden. De oplossing werd gevonden in een constructie van een 'space frame'- ruimtevakwerk, dat in onderdelen aangevoerd kon worden en op de bouwplaats slechts in elkaar gezet hoefde te worden. Daarbij werd voor een goede druk verdeling uitgegaan van vierkante, alzijdig symmetrische hallen. Op deze wijze kon de vereiste open constructie verkregen worden. De Hollandhal heeft een afmeting van 97.5 x 97.5 meter, de Delta- en Randstadhal hebben elk een afmeting van 67.5 x 67.5 meter. De ondersteunende kolommen van de 'ruimtevakwerk' overkapping werden in de wanden, zodat het probleem van in de weg staande kolommen zoals in de Amstelhal verholpen werd. Om de grote overspanning van de Hollandhal mogelijk te maken werd het vakwerk 45 graden gedraaid. Glazen erkers en lichtdoorlatende kunstofpanelen zorgden voor veel daglicht in de binnenruimtes. Onder de hallen is een ondergrondse parkeergarage in twee lagen gebouwd. Hoewel de opzet van de nieuwe hallen zakelijk en technisch was met de grote overkappingen en zware dakondersteuningen, kwam het Hollandcomplex over als fris en helder, licht van kleur en materiaal. De nieuwe uitbreiding werd alom geprezen vanwege de enorme overkappingen met ruimtevakwerk, waarbij het probleem van hinderlijk in de weg staande kolommen was opgelost. In 1983 kreeg de nieuwe uitbreiding van de RAI de Nationale Staalprijs, voor het bouwkundige deel werden Ploeger en Bodon onderscheiden, voor het zeer in het oog springende constructieve gedeelte Enserink.In 1985 begon Bodon zijn laatste project voor de RAI: Hal 11, een uitbreiding die voltooid werd enige maanden na zijn overlijden in 1993. Met 12900 vierkante meter kwam deze hal op de tweede plaats in grootte na de Europahal met zijn 20.000 vierkante meter. Vanwege de positieve ervaringen met de gevel en het ruimtevakwerk van het Hollandcomplex had het RAI-bestuur de wens geuit dezelfde constructie toe te passen bij het ontwerp van Hal 11. Hiermee ging de opdrachtgever voorbij aan het feit dat voor het optimaal functioneren van deze constructie een vierkante hal een vereiste was. Aangezien Hal 11 een langgerekte vorm had was het noodzakelijk om in het midden van de lengte ter ondersteuning een verhoogde constructie aan te brengen. De basisfilosofie van de RAI dat alle hallen in principe met elkaar verbonden moesten kunnen worden leidde tot de aanleg van diverse luchtbruggen, waaronder de tuibrug langs de parkvijver.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...