Het complex voor mensen die van een ziekte genazen bestond uit twee naast elkaar gelegen bouwdelen die middels een tussengebouw aan elkaar gekoppeld waren. Links stond het twee verdiepingen hoge hoofdgebouw met een schilddak. Hierin waren behalve de verblijfruimte van de directrice ook de wacht- en linnenkamers gepland. Rechts van het tussengebouw waren de slaap- en eetgelegenheden van de zieken ingericht. Op de begane grond bevonden zich de eet- en speel zaal, met garderabes en toiletten. Op de eerste verdieping de slaapkamers met wasruimtes. Dit gebouw is lager dan het hoofdgebouw omdat het zadeldak meteen boven de raampjes begint. In het tussengebouw, dat het laagste deel van het complex vormde, waren aan de straatzijde de keuken en spoelkeuken gedacht en aan de tuinzijde de directiekamer en artsenkamer.