16 mei 2017

Piet zag architectuur als een bouwopdracht. Omdat hij de opdrachtgever en het programma op de voorgrond stelde was hij in staat het geheel naar een hoger plan te tillen, als de opdrachtgever daarin meeging tenminste. Hij ontwikkelde gaandeweg vooral het vermogen om de omgeving van zijn gebouwen in het ontwerp te betrekken.
Met het prijswinnende ontwerp voor de provinciale bibliotheek in Leeuwarden (1959), een strak en glashelder gebouw met een opvallende ramenritmiek, op een stedenbouwkundig nogal omstreden locatie, leek het alsof Tauber voor de setting van zijn gebouwen nog weinig oog had. Enkele jaren later zou hij met de bouw van de kanselarij van de Nederlandse Ambassade in Washington DC (1960-1963) –een meervoudige opdracht die hij eveneens won– laten zien dat hij wel degelijk in staat was het terrein te laten meespreken in het uiteindelijke ontwerp. Het gevraagde vloeroppervlak werd zodanig in kleinere bouwvolumina op het glooiend terrein geplaatst dat het een haast idyllisch beeld opleverde dat alom bewondering opriep. Letterlijk hoogtepunt van deze stedenbouwkundige aanpak vormde het complex studentenhuisvesting Hoogeveldt te Nijmegen (1966-1970). Het complex omvat meer dan 1000 studentenkamers die in kleine eenheden werden gestapeld tot lange bouwblokken die licht geknikt over het terrein werden verdeeld, langs de beeldbepalende spoorlijn en de Heyendaalseweg, opklimmend van vier tot negen bouwlagen.
Van een geheel andere orde was het crematorium (1969-1973) dat Tauber in de polder ten zuiden van Schagen ontwierp. Dit eenlaagse gebouw bestaat voornamelijk uit glazen puien en lange wanden die openingen bieden op het omringende landschap. Tauber zag het gebouw als een doorgangshuis, zowel voor de overledene als de nabestaanden die er kort vertoeven bij een laatste afscheid.
Tauber heeft met zijn naasten dit doorgangshuis betreden voor zijn tocht naar gene zijde.
Radboud van Beekum